(1) (sterrenk.), de afstand van een hemellichaam tot de aequator, gemeten langs een grote cirkel (D.-cirkel) door de polen. Het N. halfrond heeft positieve, het Z. halfrond negatieve D.
Declinatie en rechte klimming* bepalen de plaats van een hemellichaam aan de hemel;(2) (natuurk.) horizontale afwijking van de magneet-(kompas)naald van de geografische meridiaan; z inclinatie;
(3) verbuiging van bijv. zelfst. of voornaamwoorden.