de afwisseling van bloei en neergang in het economisch leven. In deze zin is het woord het eerst gebruikt door F.
Lassalle. Bij opgaande C. stijgen prijzen, rente, lonen en winsten, nemen productiecapaciteit en arbeidsgelegenheid toe; bij dalende C. zien wij het tegenovergestelde gebeuren. In deze beweging valt een zekere regelmaat te constateren: korte golven van 7-11 j. en lange golven van 25-50 j. Ter verklaring van de C.-beweging zijn verschillende theorieën opgesteld. Tegenover elkaar staan de disproportionaliteitstheorieën, die de oorzaak zoeken in verstoring in het evenwicht tussen voortbrenging en verbruik, en de monetaire, die haar menen te vinden in verstoringen in de geldsomloop.