(1733-1813), Duits dichter, huisonderwijzer in Zwits., dan ambtenaar te Biberach en prof. filosofie Erfurt, 1772 opvoeder aan het hof te Weimar; zijn breedopgezet levenswerk geeft een aangenaam, vaak met vrolijke critiek gemengd beeld van de Verlichting in sprookjesachtig-oosterse en antieke vermomming. Uitstekend representant en taalmeester van het Rococo, van grote invloed op de klassieke vorming, een der grote figuren in de Duitse lit.
Hoofdwerken : Agathon, Die Abderiten, Oberon, Shakespearevertaling in proza, Der teutsche Merkur, Musarion.