De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Afstammingsleer

betekenis & definitie

biologische theorie, volgens welke planten, dieren en mensen zich in de loop der tijden uit eenvoudige vormen ontwikkeld hebben (evolutie) en niet als verschillende soorten geschapen zijn. De bekendste geleerden op dit gebied waren: De Lamarck, Danvin, Huxley en de Nederlander Hugo de Vries.

Tegenstanders: Fleischmann en Heribert-Nilsson. Bewijzen voor de A. put men uit:1) de palaeontologie (sommige fossielen kunnen als tussenvormen opgevat worden tussen twee, nu volkomen gescheiden diergroepen);
2) de vergelijkende anatomie; vergelijking der rudimentaire organen speelt hier nl. een belangrijke rol;
3) de systematiek: de soorten zijn vaak haast niet te onderscheiden van rassen;
4) de ontwikkelingsgeschiedenis van het individu: deze zou parallel lopen met de ontwikkeling van de soort (phylogenie) (biogenetische grondwet van Haeckel);
5) de zoögeographie; de A. verklaart hoe in lang geïsoleerde gebieden (Australië) vele inheemse soorten voor kunnen komen;
6) de leer der misvormingen, de overeenstemming der verrichtingen en der waarnemingen op psychologisch gebied.

De verklaring der evolutie zocht Lamarck in heel geleidelijke overgangen, bepaald door milieuwijzigingen. (De giraffe kreeg zijn lange hals door het reiken naar hogere boombladeren); Darwin legde de nadruk op de natuurlijke selectie in de strijd om het bestaan (beiden kennen dus geen vastomlijnd soortbegrip); H. de Vries echter leerde veranderingen van de ene soort naar een andere door een sprong, een mutatie. Tegenstanders van de A. vindt men vnl. in R.K. en orthodox protest, kringen; zij stellen er tegenover het geloof in de schepping van de soorten, alles naar zijn aard, door God. Zeer stellig verwerpt de R.K. godgeleerdheid de A. ten aanzien van de mens.