Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

bouwkunst – romaans - Frankrijk – gemeenschappelijke kenmerken

betekenis & definitie

DE BOUWKUNST VAN DE MIDDELEEUWEN:

DE ROMAANSE BOUWKUNST IN FRANKRIJK: GEMEENSCHAPPELIJKE KENMERKTEN

Bij de beschrijving van de afzonderlijke Franse kunstmilieus werd een essentiële factor nog niet genoemd: de betekenis van de bedevaartswegen. Santiago di Compostela was naast Rome en Jeruzalem het belangrijkste bedevaartsoord van de westerse christenheid. De bedevaartstochten naar dit heiligdom bewogen zich langs vaste routes, die door heel Frankrijk liepen tot over de Pyreneeën. Eén weg leidde van Chartres over Orléans, Tours en Poitiers naar Spanje, een tweede van Vézelay over Le Puy en Conques, een derde over Arles, Saint-Gilles en Toulouse. Voor de gewijde bouwkunst hadden deze wegen grote betekenis; zij alleen verklaren hoe de motieven der bouwkunst zo snel naar andere landstreken konden worden overgebracht. De bedevaarten verbonden de landen van het avondland met elkander. Ze maken het ook begrijpelijk, dat Santiago di Compostela, Saint- Sernin in Toulouse en de niet bewaard gebleven kerk Saint- Martial in Limoges zo sterk op elkaar lijken en dat de vormingvan het koor met omgang en kapellenkrans in Saint-Martin in Tours door de andere kerken werd nagevolgd. De Cluniacenser- orde hield zich bezig met de organisatie van deze pelgrimstochten en daardoor werd de verbreiding van de bouwtradities door haar gestimuleerd.

Hoe verschillend afzonderlijke Franse bouwscholen hun typen ook vormen, ze werken alle aan de ontwikkeling van de gewelfbouw en aan de verdere geleding en ontbinding van de middenschipwanden. Normandië maakt het begin. Reeds kort na het midden van de elfde eeuw worden hier kerken gebouwd die een gezamenlijk type hebben, het type van een bouwschool. De middenschip- ruimten worden verdeeld in afzonderlijk compartimenten door de verticale banen van de wandkolommen. Deze structuur van de middenschipwanden maakt het mogelijk, dat ribgewelven zich vormen. In Normandië doet zich het merkwaardige feit voor, dat de wanden een vorm krijgen, waarop ribgewelven kunnen rusten, terwijl de overgang naar de overwelving zich pas later voltrekt: het antwoord op het wandsysteem volgt pas na enkele decennia.

Onder de graatgewelven werden dikke ribben aangebracht; een dragende functie hebben ze niet, maar ze dienen als voortzetting en consequente afsluiting van het wandsysteem. De rib als dragend bouwdeel komt pas op in de Gotiek. De eerste overwelving met kruisgraatgewelven vond in Frankrijk plaats kort na de over¬welving van de keizerdom in Spiers, namelijk die der zijschepen van de abdijkerk in Jumièges. Aan deze gewelfvorm wordt vastgehouden. Ook bij de latere kerken met ribgewelven blijven de zijschepen graten vertonen.

De overige bouwscholen tekenen zich pas af in de laatste decen¬nia van de elfde eeuw en afgezien van Normandië en Bourgondië bereiken ze hun hoogste bloei tegen het midden van de twaalfde eeuw. Alle kerken zijn overwelfd, met tongewelven boven gordel- bogen, met graatgewelven of met ribgewelven. Na 1120 past de voorhal van Moissac bandribben toe (ribben met rechthoekige dwarsdoorsnede in tegenstelling tot de Normandische geronde ribben). Bourgondië neemt de bandrib over in de voorkerk van Cluny en in de voorkerk van Vézelay. Van hier uit wordt ze doorgegeven aan Duitsland.

Alle kerken hebben met elkaar gemeen de steilheid van het middenschip, welke in Cluny en in Toulouse het hoogtepuntbereikt. Evenals in de Salische bouwkunst van Duitsland worden ruimten geschapen van een slankheid, die pas zal worden over¬troffen door de kathedralen van de rijpe Gotiek. De drang naar de hoogte en de geleding en differentiatie van het uitwendige moeten begrepen worden als uitingen van de tijdstijl, in Duitsland evenzeer als in Frankrijk. Een fundamenteel onderscheid tussen Frankrijk en Duitsland is de wandvorming. Reeds Spiers kent de verticale pilasters voor de middenschipwand; tussen arcadenzone en bovenzone wordt de muur evenwel niet doorbroken. In Frankrijk daarentegen, reeds sinds Saint-Remi in Reims, ligt op deze plaats een galerij of, als in Bourgondië, een blind triforium.

In de hallenkerken van Poitou rusten de gewelven op pijlers, waartussen ieder restant muur verdwenen is. Deze doorbreking der wanden maakt het begrijpelijk waarom juist Frankrijk het ontstaansgebied van de Gotiek moest worden. Gotische architectuur ontstaat en gedijt in een landstreek die in de romaanse tijd geen rol speelt, die haar krachten verzamelde, toen de andere gebieden zich uitputten in een weergaloos opgedreven bouwactiviteit. Het is niet zo, dat de Gotiek de romaanse bouwkunst aflost, dat pas op de laatste kerken van de romaanse bouwkunst de gotische architectuur volgde. Deze nieuwe stijl ontwikkelde zich in Ile de France in een tijd, dat de meeste overige kunst- milieus nog niet over hun hoogtepunt heen waren en hun nabloei nog niet hadden bereikt. De grondslagen en de mogelijkheden voor de vorming van de nieuwe stijl werden echter door Normandie geboden.

In de Provence komt in de romaanse tijd een nieuwe plastische stijl op. De Karolingische periode en de elfde eeuw kenden nog geen grote sculptuur. Het zuiden van Frankrijk creëerde de grote figuren van de portaalomlijstingen. Anders dan in de Oudheid, die deze beeldhouwkunst heeft geïnspireerd, zijn het geen vrijstaande figuren, maar houden ze verband met de architectuur. Deze beeldhouwwerken, staan niet los van de kerk en kunnen moeilijk van de kerk worden losgemaakt. Portaalfiguren, timpanen en sculpturele kapitelen zijn in eerste aanleg architecto-nische leden, die er toe bijdragen het bouwlichaam tot stand te brengen. In dezelfde tijd brengt Ile de France, het kernland van de Gotiek, die gaat ontstaan, ook portaalomlijstingen voort met grote sculpturen. Daarop stoelen de façaden der rijp-gotische kathedralen.

door Dr. Ernst Adam.