studeerde, h. gestudeerd (Lat. studere: 1 zich toeleggen op iets, zijn best op iets doen, zich beijveren; trachten te vinden door denken; 2 zich bekwamen in een vak van wetenschap of theoretisch en practisch in een vak van kunst; zich met geleerde arbeid bezighouden; 3 muziek: zich practisch er in oefenen; 4 leerling zijn inz. aan een inrichting voor hoger onderwijs, student zijn):
1. er op studeren iedereen onaangenaamheden te zeggen;
2. mijn dochter studeert veel, studeert eigenlijk altijd; thuis studeren; Arabisch studeren; in de natuurkunde studeren;
3. ijverig op een Bechstein studeren; piano studeren;
4. te Utrecht studeren in de rechten; studeren voor dokter.