I. v. raken (achterste deel van het gehemelte): de raak is ontstoken.
II. bn., bw. (geraakt, getroffen): die klap was raak, kwam aan, deed zeer; een raak schot, treffer; verg. lukraak; hij sloeg de bal zegsw. die was raak, zeg! ad rem.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
I. v. raken (achterste deel van het gehemelte): de raak is ontstoken.
II. bn., bw. (geraakt, getroffen): die klap was raak, kwam aan, deed zeer; een raak schot, treffer; verg. lukraak; hij sloeg de bal zegsw. die was raak, zeg! ad rem.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: