Gepubliceerd op 11-11-2021

openbaar

betekenis & definitie

I. bn., bw. (1 voor ieder toegankelijk; publiek; 2 zodat ieder het weten kan, klaar, duidelijk; 3 algemene aangelegenheden betreffend);

1. de openbare school; een openbare verkoop; iets openbaar aanbesteden; de openbare weg;
2. dat feit is openbaar; in openbare vijandschap;
3 een openbaar ambt; een openbaar officier, z. ald.; [een zaak van] openbaar belang; een openbare instelling; openbare veiligheid; de openbare orde, de ongestoorde uiterlijke rust en veiligheid in de staat en zijn delen; het openbaar Ministerie, rechtst. college van ambtenaren, belast met het vervolgen van strafbare feiten, dat de strafeis stelt volgens het wetboek van het strafrecht en de vonnissen doet uitvoeren, zie O. M; nog: de openbare mening, de algemene mening; het openbaar gerucht, de in omloop zijnde geruchten; Belgie: de openbare trouw, trouw aan ‘s lands wetten;

II. zn. o.: in ‘t openbaar, voor het oog van iedereen, in ‘t publiek.

< >