Gepubliceerd op 11-11-2021

open

betekenis & definitie

bn., bw. (niet gesloten; niet dichtgemaakt; vrij, onbelemmerd); een open mond, een wagen, een open haard enz., d. i. niet gesloten; mijn huis staat voor u open, gij zijt mij welkom; tot hoe laat zijn de winkels open, verkopen ze? een open sluis, niet overwelfd, dus geen duikersluis; een open brief, a) niet gesloten, b) een openbare brief; open tafel, publiek; een open stad, zonder versterkingen; een open been, met wonden; deze plaats is nog open, onbezet; het open veld, het vlakke veld; in de open lucht, de vrije lucht; open krediet, blanco-krediet, d. i. niet tot een bepaalde som beperkt; open bewaargeving, het toevertrouwen van fondsen aan enige bank met het recht van beheer; dat lag daar open en bloot; open zee, buiten de banken; uit een reden, zonder enige aanleiding; een open gelaat, een open karakter, oprecht; open rondblikken, vrijmoedig; open met iem. spreken, openhartig; een open oog voor iets hebben, gevoelig zijn voor; zie ook deur, kaart 2; in de bet. van ontsloten, in scheidb. samenst.: opendoen.