Gepubliceerd op 11-11-2021

koets

betekenis & definitie

I. v. -en (oorspr. Hongaars: overdekt rijtuig): een postkoets; zegsw. uit de koets vallen, ontnuchterd worden; de gouden koek, statie-rijtuig onzer Koningin (bij de opening van de Staten-Generaal);

II. v. -en (Fr. couche: vero., Z.-N., lit. t. bed): geen koets omvang me 't lijf!

< >