Gepubliceerd op 11-11-2021

intrekken

betekenis & definitie

intrekken, trok -,h.,i. ingetrokken (1 naar binnen halen; 2 v. lichaamsdelen: terugtrekken, optrekken; naar zich toe trekken; 3 binnentrekken in een plaats, een stad; 4 een huis betrekken; 5 terugnemen; 6 Z.-N. beuren):

1 de kat kan de nagels intrekken;
2 de staart intrekken;
3 het leger trok de stad in;
4 in een nieuw huis intrekken; bij iem. intrekken, (tijdelijke) huisvesting zoeken; 5 een wet intrekken, vervallen verklaren; zijn woorden intrekken; een wissel intrekken;
6 Z.-N. veel van iets intrekken.

intrekking

v. -en (terugname, opheffing): met intrekking van het vorig besluit.