Gepubliceerd op 11-11-2021

gulden

betekenis & definitie

1. bn. (gouden; schitterend, inz. in lit. t. of gew.; fig. voortreffelijk, kostbaar enz.): de zon met haar gulden stralen; een gulden les; de gulden middelmaat; dat gulden boeksken, de Minnedichten van P. C.

Hooft; zulk een spreuk is een gulden woord, kostelijk; gulden mis, R.-K. mis in de vroege ochtend op quatertemperwoensdag in de Advent; de gulden eeuw; z. gouden eeuw; gulden sporen, distinctief van den ridder; de slag der gulden sporen of de Gulden-Sporenslag (11 Juli 1302) bij Kortrijk, waar het Fr. leger door de Vlamingen werd vernietigd en deze o. m. 700 gulden sporen buitmaakten; zie ook legende 1, vlies; 2. m. guldens (gouden: eig. gouden munt, later een zilveren van gelijke waarde; thans: Ned. zilveren standpenning = 100 cents): de veiligheidsstelling van de Rijnse gulden was f 1,20 of f 1,30; de Keizersgulden was f 1,00; de Danziger gulden; zie florijn.