Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie U
- uiteendrijven
- uiteenhouden
- uiteenlopen
- uiteenlopend
- uiteenzetten
- uiteenzetting
- uiteinde
- uiten
- uitentreuren
- uiteraard
- uiterdijk
- uiterlijk
- uiterlijkheid
- uitermate
- uiterst
- uiterste
- uiterton
- uiterwaard
- uiteten
- uitflappen
- uitfluiten
- uitgaaf, uitgave
- uitgaan
- uitgaand
- uitgaansdag
- uitgaanskas
- uitgang
- uitgangspunt
- uitgave
- uitgebeend
- uitgebreid
- uitgebreidheid
- uitgediend
- uitgehongerd
- uitgelaten
- uitgelatenheid
- uitgeleefd
- uitgeleerd
- uitgelei(de)
- uitgelezen
- uitgemaakt
- uitgemergeld
- uitgenomen
- uitgeput
- uitgerekend
- uitgeslapen
- uitgestelde schuld
- uitgestreken
- uitgestrekt
- uitgestrektheid
- uitgestudeerd
- uitgetogen
- uitgeven
- uitgever
- uitgeversfirma
- uitgeweerd
- uitgewekene
- uitgewerkt
- uitgezocht
- uitgezonderd
- uitgifte
- uithaal
- uithalen
- uithaler
- uitham
- uithangbord
- uithangen
- uithangteken
- uitheems
- uithoek
- uithollen
- uithongeren
- uithoren
- uithoudelijk
- uithouden
- uithoudingsvermogen
- uithouwen
- uithozen
- uithuilen
- uithuizig
- uithuwelijken
- uithuwen
- uiting
- uitjouwen
- uitkaaien
- uitkaaier
- uitkammen
- uitkant
- uitkavelen
- uitkeren
- uitkering
- uitkeringsfonds
- uitkermen
- uitkiezen
- uitkijk
- uitkijken
- uitkippen
- uitklaren
- uitkleden
- uitkloppen