Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie D
- doemsdag
- doemvonnls
- doemwaardig
- doen
- doende
- doeniet
- doening
- doenlijk
- doerak
- doerian
- does
- doesoen
- doetje
- doezel
- doezelaar
- doezelen
- doezelig
- doezelkrijt
- dof
- dofblauw
- doffer
- dofgeel, -groen
- dofje
- doft
- dofwit
- dog
- dogaressa
- dogcar(t), dogkar
- doge
- dogger
- Doggersbank
- dogma
- dogmaticus
- dogmatiek
- dogmatisch
- dok
- dokkeblaren
- dokken
- dokker
- dokkeren
- doksaal
- dokter
- dokter-djawa
- dokter-djawaschool
- dokteren
- dokteres
- dokterskoetsje
- doktersrekening
- dokwerker
- dokzaal
- dol
- dolaard
- dolage, doodlage
- dolappel
- dolblij
- dolce
- dolce far niënte
- doldijnen
- doldriest
- dole
- Doleantie
- dolen
- dolendo, dolente
- doleren
- Dolerende
- dolfijn
- dolgraag
- dolhamer
- dolhuis
- dolik
- doline
- dolk
- dolkmes
- dolkop
- dolkruid
- dollar
- dollarprinses
- dollekervel
- dolleman
- dollemanspraat
- dollemanswerk
- dollen
- dolletjes
- dolman
- dolmen
- dolomiet
- dolprettig
- dolus
- dolychocephaal
- dolzinnig
- dom
- domaniaal
- domein
- domen
- domestiek
- domheer
- domheid
- domicilie
- domiciliëren
- domig
