v. biechten (1 R.-K. sacrament ter vergiffenis van bedreven zonden; 2 belijdenis der zonden; de te belijden of beleden zonden):
1. het sacrament der biecht;
2. volle aflaat na biecht en H. Communie op de gewone voorwaarden; te biecht gaan, biechten; biecht horen, van den priester; biecht spreken, van de(n) biechteling(e); zegsw. fig. iem. de biecht af nemen, nauwgezet ondervragen; bij den duivel te biecht(e) gaan, aan een vijand zijn geheimen vertellen, bij hem raad inwinnen; Z.-N. uit de biecht klappen (of: spreken), een geheim verklappen.