XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Marie Eugène Henri Duparc

betekenis & definitie

Marie Eugène Henri Duparc (Parijs 1848-Mont-deMarsan 1933) was een Frans componist van een klein, maar belangrijk liedoeuvre. De geringe omvang van zijn oeuvre hing samen met zijn compromisloze perfectionisme. Hij leed bovendien aan een chronische zenuwaandoening die hem al vroeg in zijn leven het werken moeilijk maakte. Desondanks geldt Duparc als een sleutelfiguur in de Franse liedkunst.

Duparc was een van de eerste en tevens een van de begaafdste leerlingen van César Franck. Van zijn leermeester erfde hij een diepe verering voor Bach en Beethoven. Ook Wagner bewonderde hij zeer. In zijn eerste liederen, maar ook in het dramatische symfonische gedicht Lénore,is Wagners invloed duidelijk merkbaar. Henri Duparc was op en top estheticus: schoonheid en volmaaktheid moesten bij elk kunstwerk hand in hand gaan. Zijn 'mélodies', zoals de Franse liederen uit die periode worden genoemd, onderscheiden zich van die van tijdgenoten als Roussel, Fauré en Chausson door de interessante harmonische structuur van de pianopartijen. In elke 'mélodie' creëerde Duparc een eigen wereld van esthetische en etherische zinnelijkheid, overschaduwd door een onbestemde atmosfeer van droefenis en geheimzinnigheid . Tekst en muziek vormen bij hem een onverbrekelijke eenheid. Zo is het simpele, vertellende Au pays ou se fait la guerre ook muzikaal een van zijn eenvoudigste liederen; maar in Le manoir de Rosemonde suggereren de complexe ritmiek en harmoniek de mysteries en gevaren waarvan sprake is in de tekst. Rond 1880 kwam Duparc steeds meer in de greep van zijn ziekte. Hij raakte verlamd en verloor langzaam maar zeker zijn gezichtsvermogen. In 1885 trok hij zich terug uit het openbare leven. Hij vestigde zich in Zwitserland, waar hij nog enkele liederen orkestreerde. Hij werkte aan Lénore en aan zijn nooit voltooide opera Roussalka,en schreef nog enkele stukken voor zijn vriend, dirigent Ernest Ansermet. Na 1913 componeerde hij niet meer. Hij aquarelleerde en schreef brieven tot ook dat niet meer mogelijk was. Zelfs in deze trieste situatie lieten zijn kritische geest en zijn humor hem niet in de steek. Toen hij op 73-jarige leeftijd nog onderscheiden werd met het Légion d'honneur, schreef hij spottend aan een vriend dat hij nu niet alleen de 'collega was van Dreyfus, maar ook van de Engelse mosterdfabrikant Colman.'

Oeuvre
16 mélodies,1 vocaal duet (Lafuite),1 motet (Benedicat vobis Dominus); 5 orkestwerken waaronder het symfonisch gedicht Lénore; 6 diverse andere instrumentale werken, waaronder een Sonate voor viool en cello.