XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

César Franck

betekenis & definitie

César Franck (Luik 1822-Parijs 1890) was een Frans romantisch componist, docent en organist, en invloedrijke figuur in het Franse muziekleven gedurende de tweede helft van de 19e eeuw. Hij was de geestelijk vader van componisten zoals Vincent d'Indy, Henri Duparc en Ernest Chausson.

Aanvankelijk was Franck een wonderkind op de piano. Zijn vader, een bankier, begreep welke financiële voordelen de muzikaliteit van zijn zoon hem kon bieden. De familie werd ondergeschikt gemaakt aan Francks carrière als pianovirtuoos: er werd verhuisd, opleidingen werden begonnen en even plotseling weer afgebroken en concertreizen werden georganiseerd. In Parijs, aan het conservatorium, ontdekte Franck echter een andere wereld en andere muziek: hij nam orgel- en compositielessen. Na een ontmoeting met Franz Liszt begon hij met het schrijven van zijn eerste grootschalige werk: het oratorium Ruth (1845). Hiermee zette hij een punt achter zijn bestaan als pianovirtuoos. Hij trouwde met een meisje uit een bohémien milieu (haar ouders waren acteurs), brak met zijn vader en voorzag vanaf dat moment als organist en pianoleraar in zijn eigen onderhoud.

Van 1858 tot aan zijn dood was hij als organist verbonden aan de Ste Clotilde in Parijs, waar zijn leerlingen, vrienden en bewonderaars 's zondags kwamen luisteren naar zijn geweldige orgelimprovisaties en symfonisch opgezette orgelcomposities. Vanaf 1872 doceerde hij orgel en compositie aan het Parijse conservatorium, waar hij een onuitwisbare indruk maakte op zijn leerlingen. Ook Debussy schreef zich als jonge student in voor Francks orgelimprovisatielessen. Maar met Debussy wilde het aanvankelijk niet boteren. 'Moduleren alsjeblieft,'riep Franck hem toe, terwijl Debussy aan het orgel halsstarrig in dezelfde toonsoort bleef doorspelen. Later schreef hij echter teder over zijn vroegere leraar: 'Men heeft het vaak over het genie van Franck zonder het essentiële te noemen: zijn onbevangenheid. [...] Bij Franck vindt men slechts een onveranderlijke toewijding aan de muziek.' De ernst waarmee deze Franse Belg zich richtte op de zuiver instrumentale muziek vormde een opmerkelijk tegenwicht in het luchtigere Franse muziekklimaat waarin het theater en het lied zo'n belangrijke plaats innamen, kortom, alles waarin muziek samenging met tekst.

Wat betreft Francks symfonische werken en zijn kamermuziek waren de laatste twintig jaar van zijn leven het vruchtbaarst: zijn enige Symfonie (1868) en het Pianokwintet (1879) zijn rijpe werken, en de lyrische Vioolsonate (1886) ontstond toen hij een respectabele zestiger was: bejaard maar met een jeugdig en stormachtig temperament. Wat betreft de opbouw grijpen deze werken terug op de drie Piano-trio 's uit 1840-41, waarin de verschillende delen door thematische verwantschap met elkaar verbonden waren, waardoor een 'cyclische' vorm ontstond (Gr. kuklos = ring). Verschillende Duitse componisten waaronder de door Franck zo bewonderde Beethoven pasten dit 'cyclische' procédé toe als middel om verschillende gedachten binnen een stuk op één lijn te zetten; in Frankrijk was het echter nieuw. Het was een idee dat belangrijke consequenties had, en wanneer men de cyclisch opgebouwde werken van Francks leerlingen hoort zoals Vincent d'Indy en diens leerlingen Albert Roussel, Darius Milhaud en Arthur Honneger, dan dient men te denken: 'Ha! César Franck!'

Oeuvre
1 symfonie, enkele symfonische gedichten, composities voor piano en orkest (Variations symphoniques), oratorio's, 2 opera's, kamermuziek en kerkmuziek: orgelmuziek en koormuziek.