XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Groupe des Six

betekenis & definitie

De Groupe des Six was een groep van zes jonge componisten, die zich rond 1920 in Parijs liet inspireren door vitale populaire muziek van de Café-concerts, de musichall, de jazz en het circus. De groep bestond uit Darius Milhaud, Louis Durey, Georges Auric, Arthur Honegger, Francis Poulenc en Germaine Tailleferre; zij zetten zich af tegen de oudere generatie.

Met name Wagner en Debussy werden op de helling gezet, terwijl Erik Satie een solide voetstuk kreeg. Deze was met zijn volstrekt onconventionele muziek kort tevoren voor het eerst opgevallen in het ballet Parade (1917). Dit 'ballet réaliste' van Jean Cocteau schokte het Parijse publiek, doordat het niet uitging van een sprookje, maar van de realiteit. In het programmaboekje schreef de dichter Apollinaire dat Parade de belichaming was van de 'esprit nouveau'. De première werd een schandaal waar de Parijzenaars volop van genoten. Het was Jean Cocteau die hierna de band smeedde tussen Satie en de zes jonge componisten. Diens grootste gave was zijn neus voor het talent van anderen. Zo werd hij de woordvoerder van de Groupe des Six. Wat de ideeën betreft beriep de Groupe zich op Cocteaus boek Le coq et l'arlequin uit 1918. Hierin pleitte hij voor een nieuwe Franse muziek die als het kostuum van de harlekijn was samengesteld uit diverse 'restjes'. Hij waarschuwde voor de 'de mist van Wagner','de nevel van Debussy' en 'de theatrale mystiek van Stravinski's Sacre du Printemps'. 'Het moet afgelopen zijn met de wolken, golven, aquaria, watergeesten en nachtelijke geuren; wat we nodig hebben is een aardse, alledaagse muziek', schreef Cocteau.

Le coq et l'arlequin werd hét manifest van een nieuwe muziekstroming. In een overtuigende woordenstroom ging hij de jonge componisten vóór. Zo vormden de zes componisten tot hun eigen verbazing plotseling een groep. Cocteau startte onmiddellijk een gezamenlijk project: het ballet Les Mariés de la Tour Eiffel (1921). De muziek werd een lappendeken in de geest van Le coq et l'arlequin. In een sfeer van zorgeloze vrolijkheid en onderlinge uitwisseling ontstonden projecten als Milhauds ballet Le boeuf sur le Toit (1920) en Poulencs ballet Les Biches (1923). Een poos lang traden de Six samen naar buiten. Slechts in één bundel werden alle leden van de groep samengebracht: het Album des Six voor piano (1920). Hoewel de leden later bevriend bleven was de groep geen lang leven beschoren. Milhaud schreef in zijn Notes sans musiques (1949) dat er belangrijke verschillen waren in karakter en artistieke idealen. 'Auric en Poulenc waren partisanen van Cocteaus ideeën, Honegger ontleende zijn idioom aan de Duitse romantici, en ik ambieerde een mediterrane lyriek.' De kunstmatig gevormde groep viel aan het eind van de jaren twintig weer uiteen.