XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Ernest Chausson

betekenis & definitie

(Amédée-) Ernest Chausson (Parijs 1855-Limay 1899) was een belangrijke Franse componist van 'een zowel qua idee als qua realisatie artistiek hoogwaardig oeuvre' (aldus zijn vriend D'Indy).

Na privé-onderricht in de muzikale, beeldende en literaire kunsten, en een rechtenstudie in Parijs werd hij advocaat. In de salon van Mme De Rayssac, waar hij verkeerde met schilders en andere kunstenaars, begon zijn pianocarrière. Al snel won de muziek het van zijn eigen tekentalent, zijn literaire gave en de advocatuur. Na kennismaking met Wagners werk in 1878, gevolgd door bezoeken aan Bayreuth, kon Wagners invloed op Chausson niet uitblijven. Toen hij zijn eerste composities had geschreven en enkele daarvan had gepubliceerd, meldde hij zich met een groot aantal fuga's op thema's van twee andere wegwijzers zijn leraren Massenet en Franck en van Bach, aan voor de Prix de Rome. De afwijzing vergrootte zijn onzekerheid als componist. Nu eens terneergeslagen, dan weer euforisch, kon het jaren duren voordat Chausson met een werk tevreden was. Zo werkte hij vanaf 1882 zes jaar aan Poème de l'amour et de la mer en waren het de successen van zijn Symfonie (1890) en Concert (een sextet voor viool, piano en strijkers uit 1894) die hem aanzetten het 'lyrisch drama' Le roi Arthus (1885-95) eindelijk te voltooien.

Chausson vond dat men pas 'meester van de idee kan zijn als men de vorm volledig meester is'. Soms werd die vorm bepaald door de (meestal symbolische) teksten die deel van een werk uitmaakten of als inspiratie daartoe hadden gediend. In andere werken fungeerde het gevoel als leidraad, zoals in Poème voor viool en orkest uit 1896, waar Toergenjevs novelle Eerste liefde aan ten grondslag lag. De vrijere vorm die daaruit resulteerde, oogstte de bewondering van Chaussons behulpzame en inspirerende vriend Debussy. Dergelijke collegiale waardering gaf Chausson de moed nieuwe composities op te zetten. Dat gebeurde vanaf 1883 tijdens reizen en in de zomer op het land.

's Winters verbleef hij in Parijs en werkte hij zijn schetsen uit die in de zomer waren ontstaan. In zijn salon werden concerten gegeven en kwamen de artistieke 'upper ten' samen. Financieel onafhankelijk trok Chausson hen niet alleen aan door zijn grote begaafdheid, maar ook door zijn goedheid en vrijgevigheid. D'Indy refereerde aan Chaussons fatale fietsongeval toen hij opmerkte: 'Alles wat hij heeft nagelaten, draagt het stempel van een superieure persoonlijkheid, met een waas van aangrijpende triestheid die men niet anders kan dan relateren aan een duister voorgevoel van zijn tragische einde.'

Oeuvre
Ca. 20 instrumentale stukken; 7 scenische werken; 11 geestelijke en ruim 80 wereldlijke vocale composities, waaronder 20 mélodies; bewerkingen.

Luigi Cherubini
Luigi Cherubini (Florence 1760-Parijs 1842) was een Italiaans operacomponist die vooral in het Parijs van vlak na de Revolutie (1789) naam maakte met z.g. 'ontsnappingsopera's'. Hierin ontkwamen politieke gevangenen op het laatste nippertje aan de dood dankzij inmenging van vrienden en geliefden.
Dit in de jonge republiek zeer actuele thema 'kwam aan de orde in de opera's Lodoiska (1791), Elisa (1794) en Les deux journées (1800). Laatstgenoemde opera werd in Duitsland uitgevoerd onder de titel Der Wasserträger en was een van de voorbeelden voor Beethovens opera Fidelio (1805). Beethoven beschouwde Cherubini met diens verwante idioom als de grootste onder de levende componisten. In tegenstelling tot Beethoven was de Italiaan echter zeer breedsprakig en wrong hij zijn ideeën uit tot de laatste druppel. Het vereist dan ook een cast met zeer grote artiesten om zijn opera's leven in te blazen. Zo maakte Maria Callas in 1953 zelfs haar 'doorbraak' met de hoofdrol in Cherubini's opera Médée (1797). In muziekdramatisch opzicht heeft Cherubini een belangrijke vernieuwing teweeggebracht met zijn 'keuze om serieuze contemporaine thema's te gieten in de vorm van de opéra comique, d.w.z. met gesproken dialogen en een grote variëteit aan muzikale vormen in de aria's en ensembles. Hierbij lag zijn hart meer bij de classicistische 'nobele eenvoud' van Gluck, dan bij de pompeuze grand opéra die in Parijs zo populair werd tijdens de Restauratie, toen de macht van de adel weer toenam. Als directeur van het Parijse conservatorium bleef hij ook toen nog een belangrijke figuur.

Oeuvre
33 opera's waarvan het merendeel met ernstige onderwerpen; ca. 100 religieuze werken; vocale wereldlijke muziek; ca. 60 instrumentale werken waaronder 1 symfonie en 6 strijkkwartetten.