XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Adrian Willaert

betekenis & definitie

Adrian Willaert (Brugge of Roeselare ca.1490-Venetië 1562) was een Vlaamse componist die voornamelijk in Italië werkte.

Hij geldt als de grondlegger van de dubbelkorige Venetiaanse stijl. Willaert liet een rijk en gevarieerd oeuvre na, waarin zowat alle gangbare genres van de kerkelijke en wereldlijke meerstemmige muziek waren vertegenwoordigd. Hij hanteerde veelal Nederlandse contrapunttechnieken zoals cantus firrnus, canon en imitatie die hij onder Italiaanse invloed mengde met een meer harmonisch gerichte structuur. Bovendien zocht hij bij de tekst steeds parallellen in de muziek. Als pedagoog was Willaert zeer geliefd. Tot zijn leerlingen behoorden de componisten Cypriaan de Rore en Andrea Gabrieli en de theoreticus Gioseffo Zarlino. Over Willaerts vroege leven is weinig bekend. Volgens Zarlino studeerde hij rechten in Parijs, waar hij in contact kwam met hofcomponist Jean Mouton, die hem muzieklessen gaf. In 1515 vertrok Willaert naar Italië. Als zanger in dienst van kardinaal Ippolito I d'Este werkte hij afwisselend aan het hof in Ferrara en in Rome. Na de plotselinge dood van Ippolito I trad hij toe tot de hofhouding van hertog Alfonso d'Este en later van diens zoon Ippolito II. In 1527 werd Willaert benoemd tot kapelmeester van de San Marco, een prestigieuze en riant betaalde positie. Afgezien van twee reizen naar Vlaanderen (in 1542 en 1556) schijnt hij Venetië niet meer te hebben verlaten.

Terwijl de grote Venetiaanse schilder Titiaan als een magneet de aandacht van schilders en kunstliefhebbers trok, was Willaert de spil van het muziekleven in Venetië. In de San Marco was hij verantwoordelijk voor het koor; hij leidde alle uitvoeringen en trainde de zangers. Door zijn toedoen werd Venetië een van de belangrijkste muziekcentra in West-Europa. De San Marco vormde het bruisende middelpunt van de stad waar religieuze en politieke ceremonies met veel pracht en praal werden omkleed. De twee tegenover elkaar gelegen galerijen inspireerden Willaert vermoedelijk tot zijn dubbelkorige psalmzettingen, waarbij de verzen door twee koren afwisselend worden gezongen. De techniek van de 'cori spezzati' ('verbrokkelde koren') werd in de tweede helft van de 16e eeuw door Andrea en Giovanni Gabrieli verder uitgewerkt en was het belangrijkste kenmerk van de Venetiaanse school. Willaert beoefende ook populaire genres, zoals de Italiaanse villan elle en het Franse chanson . Zijn ricercares behoren tot de vroegste voorbeelden van onafhankelijke instrumentale muziek. Tijdens zijn laatste levensjaren publiceerde Willaert de Musica nova (1559), een imposante en rijk versierde bundel met 27 motetten en 25 madrigalen op gedichten van Petrarca.

Oeuvre
8 of 9 missen; ca. 175 motetten op Latijnse tekst; 2 Ma gnificat-zettingen ; 34 hymnes; 25 à 30 psalmen en andere liturgische werken; ca. 80 madrigalen en villanelles op Italiaanse tekst; 60 à 65 Franse chansons;16 of 17 instrumentale ricercares.