de Woensdag voor den eersten Zondag van de → Veertigdaagsche Vasten, aldus genoemd wegens de dan plaatshebbende aschwijding. Deze wijding van tot asch verbrande palmtakken (het vorig jaar op Palmzondag gewijd), geschiedt om de geloovigen tot boete en deemoed aan te sporen. De gewijde asch wordt in kruisvorm gestrooid op schedel of voorhoofd (vandaar de term een aschkruisje halen), onder het uitspreken in het Latijn van de woorden: „gedenk, o mensch, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeeren”.
De ceremonie is een overblijfsel van de boetepleging der openbare zondaars, die bij den aanvang van de Vasten, het hoofd bestrooid met asch en in een boetekleed gehuld, als onwaardigen de kerk uit werden gezonden. Op → Witten Donderdag werden zij plechtig met de Kerk verzoend. Met het verdwijnen dezer boetepleging is het gebruik van het opleggen der asch op de gewone geloovigen overgegaan.