Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Gepubliceerd op 16-01-2023

Advent

betekenis & definitie

[= komst (des Heeren)] heet in het kerkelijk jaar de periode, die het Kerstfeest voorbereidt. De A. begint in de →Latijnsche Kerk met den Zondag, die op of het dichtst bij het feest van St. Andreas (30 November) valt; deze Zondag is tevens het begin van het → kerkelijk jaar. De A. duurt hoogstens vier volle weken. De liturgische stemming tijdens den A. is een mengeling van rouwmoedige boete en hoopvolle verwachting; vandaar de paarse kleur der → Liturgische Gewaden, het wegvallen van → Te Deum en → Gloria in excelsis Deo en het zwijgen van het orgel (het Alleluja blijft). Slechts éénmaal wordt deze rouwmoedige stemming getemperd, op den Zondag → Gaudete. Van 17 December af overheerscht de verwachting, voornamelijk uitgedrukt in de z.g. → O-Antiphonen. De rouw behoort niet tot het oorspronkelijk karakter van den A.; hij is er in gebracht in navolging van de Vasten. De A. is → besloten tijd.

< >