Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zijn en worden

betekenis & definitie

(philos.). De vraag of de fundamenteele realiteit van al wat is en zijn kan statisch dan wel dynamisch moet worden opgevat, gold steeds als grondprobleem der wijsbegeerte.

In de Oudheid stonden Heraclitus, die als fundamenteel substraat der geheele werkelijkheid een eeuwig veranderlijk worden proclameerde (gelijk later Bergson), en Parmenides, die dit zocht in een eeuwig onveranderlijk zijnde (gelijk later Spinoza), tegenover elkaar. Pogingen eener synthese van deze beide extreme opvattingen vinden we reeds bij Empedocles, Anaxagoras, Democritus, die met een zuiver plaatselijke verandering (vermenging of samenvoeging) van onveranderlijke zijnden (elementen, homoiomerieën, atomen) de werkelijkheid zochten te verklaren.

Plato meende het probleem op te lossen door het aanvaarden van een tweevoudige, een veranderlijke en een blijvende, ➝ werkelijkheid. De synthese van Aristoteles ten slotte wees op de noodzakelijkheid om (1°) in de veranderlijke dingen zelf te onderscheiden de veranderlijke verschijnselen en een daaraan ten grond liggende blijvende kern, welke uit die verschijnselen wordt gekend: immers uit niets kan niets worden; en om bovendien (2°) buiten en boven de veranderlijke en daarom afhankelijke dingen een eeuwig onveranderlijk en onafhankelijk zijnde (God) te aanvaarden.Lit.: Van den Berg, Geest en Leven (1930); Hoenen, Philos. d. Anorgan. Natuur (1938, 15-75).

v. d. Berg.