(Bombycidae), fam. van plomp gebouwde vlinders. De rupsen zijn behaard en verpoppen in een spinsel, dat bestaat uit eigen haren en het product der beide spinklieren: lange buizen, die onder den darm liggen en uitmonden op de onderlip.
De gesponnen draad is van technisch belang bij de zijderups, larve van Bombyx mori. De vlinder heeft een vlucht van ong. 40 mm, en vuilwitte vleugels, waarover donkere banden loopen.
Het wijfje legt 400 à 500 eieren en sterft dan. Na ong. 10 dagen komt de rups te voorschijn, die zich vooral voedt met moerbeiblad, 9 cm lang wordt en na ong. 36 dagen volwassen is.
Nu vormt zij in 3 dagen een cocon en verpopt daarin; na ong. 20 dagen wordt de pop tot vlinder. Van de 16 inlandsche soorten is algemeen de ➝ ringelrups. M. Bruna.