Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Winkelsluiting

betekenis & definitie

Deze is in de meeste landen voorwerp van wettelijke regeling. De onderlinge concurrentie maakte een tijdige w. en daarmede een voldoenden rusttijd voor den winkelier vrijwel onmogelijk.

Aanvankelijk is getracht dezen rusttijd te verzekeren, door plaatselijk een bepaald sluitingsuur voor te schrijven. Hieruit ontstonden echter nieuwe moeilijkheden door de verschillende sluitingstijden van aan elkaar grenzende gemeenten.

Rijksregeling bleek de eenige uitweg, hetgeen in Nederland leidde tot de Winkelsluitingswet 1930 (Stbl. nr. 460). Ingevolge deze wet is het verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben gedurende den Zondag; op Zaterdag vóór 5 uur en na 22 uur; op de overige werkdagen vóór 5 uur en na 20 uur.

Op de Zondagsluiting is gedurende enkele uren uitzondering toegestaan aan de zgn. consumptiewinkels. Verder houdt de wet rekening met godsdienstige en andere feestdagen en bijzondere omstandigheden.

De Winkelsluitingswet bedoelt met de Zondagsluiting geen bevordering van de Zondagsheiliging. Uitdrukkelijk is er bij de behandeling van deze wet in de Staten-Generaal op gewezen, dat Winkelsluitingswet en Zondagswet geheel naast elkaar staan.

Er is onderscheid in doel en middel; de Zondagswet beoogt Zondagsheiliging en regelt daartoe datgene, wat op den openbaren weg of het openbare erf gebeurt; de Winkelsluitingswet wil slechts een wekelijkschen rustdag bereiken en regelt datgene, wat op dien dag in de winkels gebeurt.In België is de w., alhoewel reeds meermalen door bepaalde organisaties vnl. van den middenstand op een wettelijke regeling daarvan werd aangedrongen, nog niet doorgevoerd.

v. Hellenberg Hubar.