Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Waddeneilanden

betekenis & definitie

Groep eilanden, die zich van het vasteland van N. Holland eerst Noordwaarts, vervolgens in een boog Oostwaarts uitstrekt (ten N. van de Friesche en Groningsche kust, en hiervan gescheiden door de Waddenzee), en zich voortzet in de Oost-Friesche Waddeneil. Tot de Ned. Waddeneil. behooren Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog en Rottum (men zie deze woorden ook afzonderlijk).

Vermoedelijk vormden deze cil. eens een niet-samenhangenden ➝ schoorwal, beginnend bij en grootendeels gevormd uit de Plistocene gronden van Texel en die zich Zuidwaarts van Texel nog een eind voortzette. Deze schoorwal zou ouder zijn dan die op het tegenwoordige vasteland van Holland. Langzamerhand is bovengenoemde schoorwal op meerdere plaatsen doorbroken, waardoor de W. ontstonden. In het begin was de scheiding weinig scherp en bestond wellicht nog samenhang met het vasteland.

Als de Ned. geschiedenis begint, zijn o.m. Texel en Vlieland nog één. Toen steeds sterkere getijdenstroomen tusschen de eil. doordrongen, werd de afscheiding onderling en van het vasteland scherper.

De eil. zijn opgebouwd uit zee- en duinzand met daarachter veen en jonge zeeklei.

Alleen ➝ Texel is eenigszins anders gebouwd (zie aldaar). Voor het behoud der eil. en ter bescherming van het vasteland er achter is men op groote schaal met bebossching begonnen. Het Staatsboschbeheer heeft de zorg voor de meeste bosschen. Een plaag voor het hout is het wilde konijn, dat sterk bestreden wordt.

De opp. der Ned. Waddeneil. bedraagt 452 km2; bevolking (1938): ca. 14 500 zielen, en wel Friezen; dichtheid 32 per km2. Rottum wordt alleen bewoond door den strandvoogd en zijn gezin.

Er zijn (volkstelling 1930) ruim 69 % Prot., ruim 17 % Kath. (waarvan bijna 80 % op Texel en 20 % op Ameland) en 13 % onkerkelijk.

Het geboorteoverschot is op alle W. gering. Daarnaast is er geregeld een vertrekoverschot. Er is meer veeteelt dan landbouw: vgl. de cijfers van 1932: 14 778 ha grasland, 3 307 ha bouwland en 330 ha tuingrond. Op Texel, Vlieland en Terschelling wonen veel visschers en schippers; de zeelui van Ameland en Schiermonnikoog verhuizen naar de groote havensteden.

Voor visscherij, zie ➝ Waddenzee. Met uitzondering van Rottum gaan alle W. vooruit als badplaatsen.Lit.: Schuiling, Ned. (II61936); Beekman, Ned. als polderland (31932); Faber, Geologie van Ned. (21933); Tesch, De vorming van de Ned. duinkust (1935); Gidsen van de vsch. Waddeneil. van der Meer.