1° Jacob, taalgeleerde; zoon van 3°. * 11 Dec. 1853 te Bazel. Prof. in Bazel en Göttingen.
Werken: Das Dehnungsgesetz der griech. Komposita (1889); Vorlesungen über Syntax (2 dln. 1920-’24); Sprachtausch und Sprachmischung (in: Götting. Gelehrte Nachr. 1904, 90 vlg.); Beitrage zur Lehre vom griechischen Akzent (1893); Sprachliche Untersuchungen zu Homer (1916); Vermischte Beitrage zur griechischen Sprachkunde (1897).
2° Philipp K. Edw., Duitsch Germanist en moedertaalpaedagoog, bewerker van de eerste waarlijk letterkundige bloemlezingen; broeder van 3°. * 1800 te Berlijn, † 21 Juni 1877 te Elberfeld.
Voorn. werken: bibliographie des Kirchenliedes (1855); Das Deutsche Kirchenlied (1864-’77); Edelsteine deutscher Dichtung (1851); Handbuch der Prosa (1837).
3° Wilhelm, Duitsch Germanist uit de school van Lachmann en litterairhistoricus; broeder van 2°; vader van 1°. * 23 April 1806 te Berlijn, † 21 Dec. 1869 te Bazel, waar hij sinds 1833 hoogleeraar was.
Voorn. werken: Spiritalia theotisca (1827); Deutsches Lesebuch (met woordenboek 1835-’43); Altdeutsche Predigten und Gebete (1876); Kleine Schriften (3 dln. 1872-’74); Gesch. der deutschen Lit. (1872 vlg.); Poetik, Rhetorik, Stilistik (1873). Baur.
