Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vruchtbeginsel

betekenis & definitie

Onderste deel van denstamper eener bloem. In het v. bevinden zich de →zaadknoppen, vastgehecht aan bepaalde zaadlijsten. De zaadlijsten worden gevormd door de vergroeiingsnaden der vruchtblaadjes, waaruit de stamper is opgebouwd. Is deze ontstaan uit één vruchtblad (enkelvoudige stamper, bijv. bij de erwt), dat om zijn middennerf is omgevouwen en waarvan de randen met elkaar vergroeid zijn, dan is het v. steeds eenhokkig.

Bij samengestelde stampers, die uit meer dan één vruchtblad gevormd zijn, kan het v. zoowel éénals meerhokkig zijn.Vergroeien de vruchtblaadjes onderling zoodanig, dat de randen van alle vruchtblaadjes in het midden samenkomen, dan ontstaat een meerhokkig v., waarin dan de zaadknoppen aan het centrale deel van het v. bevestigd zijn, bijv. bij de tulp. Vergroeien de vruchtblaadjes alleen met de randen, dan ontstaat een eenhokkig v., bijv. bij het viooltje, waarbij de zaadknoppen wandstandig zijn. Een dergelijk v. kan ook weer in hokken verdeeld worden door zgn. valsche tusschenschotten, welke kunnen uitgroeien van de middennerven, bijv. bij lipbloemigen of van de zaadlijsten, bijv. bij kruisbloemigen. Uit het v. ontstaat na de bevruchting de →vrucht, waarbij de zaadknoppen zich ontwikkelen tot zaden. Melsen.