Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vorm

betekenis & definitie

1° (philos.) ➝ Forma (2°); Stof-en-vormleer.

2° (Aesthetica) ➝ Kunst.
3° Muzikale vormen. Evenals in de overige kunsten is in de muziek de vorm een hoogst belangrijke factor voor een harmonisch en gaaf kunstwerk. Vormloosheid wekt onlust op, daar het werk dan als toevallige willekeur wordt ondervonden en onoverzichtelijk is. Evenals bij de rhythmiek kan men de muzikale vormen in twee groepen indeelen: den tweedeeligen en den driedeeligen vorm.

De tweedeelige vorm (A-B) berust op het principe der contrasten (vraag antwoord), bij den driedeeligen vorm is een climax mogelijk. Men spreekt van enkelvoudigen v., wanneer de deel en A-B, niet onderverdeelbaar zijn, in het tegenovergestelde geval van samengestelde v. Een andere, meer gebruikelijke indeeling, is het vormonderscheid der muzieksoorten (liedvorm, variatievorm, rondovorm, sonatevorm, fuga, motet). Zie hiervoor onder deze trefwoorden. Koole.

Lit.: K. Westphal, Der Begriff d. Mus. Form (diss. Berlijn, 1933); Hermann Erpf, Der Begriff d. Mus.

Form (diss. Leipzig, 1914); Stör, Gall en Orel, Formenlehre d. Musik (81932); Leichtentritt, Mus. Formenlehre (31927); Martens, Mus. Formenlehre in hist. Reihen (20 Hefte).

4° (Wisk.) Onder v. verstaat men een veelterm, waarvan elke term denzelfden graad bezit, bijv. 7x3—2xy2+5u3—t3. De vorm heet lineair, kwadratisch, kubisch, oikwadratisch, als elk der termen van den len, 2en, 3en of 4en graad is. Lineaire vormen van dezelfde veranderlijken heeten onafhankelijk, indien geen van hen gelijk is aan de som der anderen, elk eventueel met een geschikt gekozen getal vermenigvuldigd. v.d. Corput.

Lit.: A. Clebsch, Theorie der binairen algebraischen Formen (1872); R. Fricke, Lehrbuch der Algebra (1 1924).