Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vacuummeter

betekenis & definitie

Naast de luchtpomp, die het vacuum verwekt, heeft de vacuumtechniek een instrument noodig, dat het vacuum, of liever den resteerenden gasdruk, meet. Een dergelijk toestel heet een vacuummanometer of kortweg vacuummeter.

Baseerde men vroeger dit meetinstrument op het barometerprincipe of op de wet van Boyle (kwikmanometer), de hoogvacuumtechniek, met haar uiterst lage drukken, stelde nieuwe eischen. Zij maakte hierbij gebruik van de resultaten van de theorie der zeer verdunde gassen en van de verschijnselen van electrische ontladingen in verdunde gassen. Men kan aldus de moderne manometers of v. onderscheiden in gaskinetische en electrische vacuummeters. De eerstgenoemde heeten wrijvings-, radiometer- of warmtegeleidingsvacuummeters, naargelang ze een toepassing zijn ofwel van de schijnbare afname van den coëfficiënt der inwendige wrijving, ofwel van de radiometerwerking, ofwel van de schijnbare afname van den coëfficiënt der warmtegeleiding in zeer verdunde gassen. Tot de tweede categorie hiervan behoort de absolute manometer van → Knudsen, absoluut genoemd, omdat men door de directe botsingen van de moleculen, onafhankelijk van het verkrijgen van een absoluut vacuum, den totalen druk van alle aanwezige gassen en dampen in waar te nemen grootheden meet. De electrische v. houden verband met de electronentheorie der metalen (o.a. verzadigingsstroom, Richardson). De moderne instrumenten meten drukken van de orde van 10-8 mm Hg.

Lit.: overzicht in: J. H. A. ter Heerdt, Overzicht van de theorie en de toepassingen van gassen, waarin de onderlinge botsingen der moleculen kunnen verwaarloosd worden (diss. 1923); Handbuch der Physik (II, 390 vlg.). ter Heerdt.