Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Uitscheiding

betekenis & definitie

(excretie), het proces, waardoor de afbraakproducten der stofwisseling, de schadelijke en niet-bruikbare stoffen buiten het lichaam worden gevoerd. Hierbij worden de producten door het bloed aan de betreffende uitscheidingsorganen (zie hieronder: Uitscheidingsstelsel) afgegeven en onveranderd buiten het lichaam gebracht.

Onder uitscheidingsstelsel worden de organen samengevat, welke het proces der uitscheiding regelen. De voornaamste dezer organen zijn:

1° De longen, die de afbraakproducten der koolhydraatstofwisseling, koolzuur en water uit het bloed opnemen en bij de uitademing aan de buitenwereld afgeven.
2° De → huid, waarin talrijke zweetklieren voorkomen, die naast water ook de typische uitscheidingsproducten, ureum en anorganische zouten, buiten het lichaam voeren. → Zweetklieren.
3° De → nieren, de voornaamste u., vooral van de afbraakproducten der stikstofwisseling en van in het bloed niet thuisbehoorende of in overmaat aanwezige opgeloste stoffen. De eigenlijke uitscheidende organen in de nieren zijn de → Malphigische lichaampjes. De hierdoor afgegeven producten worden langs gemeenschappelijke kanalen naar het nierbekken vervoerd en van hier langs de urineleiders naar de blaas. Deze laatste is een zakvormig orgaan, waarin de urine tijdelijk wordt opgehoopt. Zie → Urineblaas.

De uitscheiding der afvalproducten der spijsvertering (stoelgang) geschiedt door de aarsopening. In den dikken darm worden deze afvalproducten ontdaan van water, zoodat het een brijachtige massa wordt, welke vervolgens door de peristaltische beweging van den darmwand naar den endeldarm wordt gedreven en van hier met behulp der buikspieren (buikpers) uit de aarsopening naar buiten gebracht. L. Willems.