is een Chineesch begrip, dat in de philosophie van ➝ Confucius en Lao-tze een overwegende rol speelt, maar bij beide wijsgeeren niet precies hetzelfde beteekent. Confucius noemt Tao den Weg, dien de mensch gaat als hij zijn van den Hemel bij zijn geboorte verkregen natuur, de zgn. Sing, volgt. Bij Lao-tze is Tao een soort Godsbegrip, maar niet dat van een persoonlijken God.
Het beste is Tao omschreven door prof. Ed. Chavannes als volgt: „Een eenig principe regeert boven de wereld en realiseert zich in de wereld, er tegelijk transcendent aan en immanent in zijnde, het is tegelijkertijd hetgeen noch vorm, noch toon, noch kleur heeft, hetgeen vóór alle dingen bestaat, hetgeen onnoembaar is en aan den anderen kant is het hetgeen verschijnt in de ephemere wezens om hen in orde te schikken volgens een type en op hen af te drukken als een weerkaatsing van de Opperste Rede. Wij bemerken hier en daar in de natuur de lichtende bliksemflitsen, waardoor het zich verraadt aan den Wijze, en wij concipieeren een vaag idee van zijn majestueuze werkelijkheid.
Maar, op die hoogten aangekomen, aanbidt de geest en zwijgt, wel voelende, dat woorden der menschelijke talen niet bij machte zijn die Wezenheid uit te drukken, die het Heelal en meer dan het Heelal in zich besluit. Om het althans eenigszins te symboliseeren zullen wij er een term op toepassen, die, zooal niet zijn onpeilbare essence dan toch de manier bepaalt, waarop het zich manifesteert: wij zullen het den Weg, den Tao noemen. De Weg, dit woord sluit allereerst het idee in van een macht in beweging, van een actie; het uiterste beginsel is niet een onbeweeglijk eindprinciep, waarvan de (starre) levenlooze volmaaktheid ten hoogste aan de eischen van de zuivere rede voldoening zou geven; het is het leven van het onophoudelijke worden, tegelijk relatief, omdat het wisselt, en absoluut, omdat het eeuwig is.
De Weg, dit woord sluit nog het idee in van een veilige richting, van een processus, waarvan al de étapes zich volgens een orde opvolgen; het universeele worden is niet een ijdele beweging, het is de realisatie van een wet van harmonie” (Mémoires Historiques de Se-ma Ts’ien, I, blz.
XIX). Prof. Chavannes heeft hier het Chin. begrip zoo dicht mogelijk benaderd. Men voelt dat het meer kosmisch dan religieus van aard is, en dat het in het geheel niet een liefderijken, persoonlijken God kent. Borel.