Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Tabaksindustrie

betekenis & definitie

a) In algemeenen zin is de t. te onderscheiden in:

1° sigarenindustrie,
2° sigarettenindustrie en
3° tabaksindustrie (kerverijen en fabrieken van rook- en pruimtabak).

Zij is van belang als afneemster van andere industrieën, houtfabrieken voor het houtfust en de vormen, blikfabrieken voor blikverpakking, papierfabrieken, drukkerij voor ringen en etiketten, enz. (machines komen alle uit het buitenland).

b) Nederland.

Van de drie genoemde onderdeelen is de sigarenindustrie de meest omvangrijke. Zij geeft aan ca. 19 000 personen arbeid. Centra der sigarenindustrie zijn Eindhoven, Valkenswaard, Den Haag, Kampen, Veenendaal, terwijl in de Brabantsche Kempen, de zoogenaamde Acht Zaligheden, tal van sigarenfabrieken worden aangetroffen (Zeelst, Veldhoven, Meerveldhoven, Eersel, Bladel, Hapert, Reusel). Er zijn twee organisaties van werkgevers, t.w. de Ned. R.K. Vereeniging van Sigarenfabrikanten te Eindhoven, die ongeveer ⅖ der georganiseerde sigarenindustrie omvat, en het Verbond van Sigarenfabrikanten in Nederland te Amsterdam.

Vier werklieden organisaties, in volgorde van haar belangrijkheid: de Ned. R.K. Tabaksbewerkersbond te Eindhoven, de Ned. Sigarenmakers- en Tabaksbewerkersbond te Amsterdam, de Christelijke Bond van Sigarenmakers en Tabaksbewerkers te Kampen en de Ned. Federatie van Sigarenmakers en Tabaksbewerkers te Ajnsterdam. Men heeft in de sigarenindustrie een gezinstoeslagregeling en een pensioenregeling.

De Ned. R.K. Vereeniging van Sigarenfabrikanten heeft met de vier werkliedenorganisaties een eigen Bedrijfsvereeniging tot uitvoering der Ziektewet.

Het tweede onderdeel der tabaksindustrie, dus de sigarettenindustrie, is volkomen gemechaniseerd en is geconcentreerd in een klein aantal bedrijven, hoofdzakelijk te Amsterdam, Eindhoven en Den Haag. Er is een werkgeversvereeniging: het Verbond van sigarettenfabrikanten te Amsterdam. De arbeiders zijn georganiseerd in de voor de sigarenindustrie genoemde werkliedenorganisaties.

Het derde onderdeel, de tabaksfabrieken, bestaat uit enkele groote en een aantal kleine fabrieken. Voor de arbeidersorganisatie zie de voor de sigarenindustrie genoemde bonden.

c) België heeft als hoofdcentra Antwerpen, Brussel, Luik (groot- en middel-nijverheid), Leuven, de Antw. on Limburgsche Kempen (middel- en klein-nijverheid), terwijl de huisindustrie veelal in de streek van Geeraardsbergen gevestigd is. In totaal werken in de Belg. tabaksindustrie ca. 13 500 personen.

Organisaties van werkgevers zijn: de Handelskamer van Antwerpen (sectie Tabak), de Handelskamer van Brussel (Syndicale Kamer voor Tabak), de Syndicale Kamer van Sigarenfabrikanten van Geeraardsbergen, het Nationaal Syndicaat der Tabakken, onderverdeeld in secties voor invoerders en makelaars in bladtabak, fabrikanten van kerf- en roltabak, sigarenfabrikanten en sigarettenfabrikanten en de Nationale Federatie van Tabaksfabrikanten.

De werknemers der Belg. tabaksindustrie zijn georganiseerd in de Christene Centrale der Tabaksbewerkers en een Socialistisch en een Liberaal Syndicaat. In de Belg. tabaksnijverheid werken 8,36 per 1 000 arbeidskrachten van het geheele economische leven. Steinkühler.