Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stadstram

betekenis & definitie

De stadstramlijnen zijn ontstaan, nadat, ten gevolge van de toepassing van spoorstaven bij de spoorwegen, gebleken was, dat het mogelijk was hierover zwaardere voertuigen met paarden in draf voort te bewegen. De eerste tram werd gebouwd te New York in 1832, waarna in de 2e helft der 19e eeuw de grootere steden van Europa volgden. Meestal werd een spoorbreedte genomen van 1,435 m, ook wel 1,067 m, 1,00 m en 0,75 m, terwijl de vignolarails in de straten vervangen werden door zwaardere groefrails. Na de toepassing van electriciteit als krachtbron werden de paardentrams in het begin dezer eeuw geleidelijk vervangen door electrische tramwegen.

Deze tramwagens worden voortbewogen door een of meerdere motoren (meestal met toepassing van een spanning van 500-600 V), terwijl de stroom wordt toegevoerd door een boven- of ondergrondsche leiding. De meeste tramwagens worden bediend door een bestuurder én een conducteur, de aanhangwagens door een conducteur. Ter besparing van personeel worden op enkele minder drukke trajecten eenmanwagens ingevoerd, waarbij de bestuurder tevens optreedt als conducteur en de passagiers bij het binnenkomen over het vóórbalcon van plaatsbewijzen voorziet; meestal is dan een inrichting aanwezig, opdat de bestuurder de deuren automatisch vanaf zijn standplaats kan openen en sluiten. Ruyten.

< >