Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sociale wetgeving

betekenis & definitie

is de wetgeving tot verwezenlijking van de ➝ sociale politiek. Zij omvat sociale verzekering, allerlei arbeidersbescherming (inzake arbeidsduur, veiligheid e.d., de zgn. ➝ Arbeidswetgeving) en ook algemeener regelingen voor herstel van misstanden (➝ Drankwet, ➝ Leerplicht, enz.).

Voor de s. w. in Nederland laat zich het volgende schema opstellen:1° Privaat-wettelijk arbeidsrecht, waaronder te rekenen: a) de wet op de ➝ arbeidsovereenkomst in de art. 1637, 1638 en 1639 van het B.W., en b) de wet op de ➝ collectieve arbeidsovereenkomst. De eerste is van 1907, de tweede van 1927.
2° Publiek-wettelijk arbeidsrecht, in vier groepen te onderscheiden: a) de wetten voor organisatie, behandeling van arbeidsgeschillen enz., zooals ➝ Bedrijfsradenwet, (de thans vervallen) Wet op de Kamers van Arbeid, ➝ Arbeidsgeschillenwet, Wet Hooge Raad van Arbeid (➝ Hooge Raad, 4°); b) de algemeene regelingen tot bescherming van den arbeid, zooals

Arbeidswet, ➝ Veiligheidswet; c) de bedrijfswetten, zooals ➝ Steenhouwerswet, ➝ Stuwadoorswet, Mijnreglement (➝ Mijnwezen, II A), ➝ Caissonwet, ➝ Phosphorluciferwet, Spoorwegreglement; d) de verzekeringswetgeving, zooals ➝ Ziektewet, ➝ Invaliditeitswet, ➝ Ongevallenwet (➝ Zeeongevallenwet, Land- en Tuinbouwongevallenwet); Werkloosheidsbesluit (Steunregelingen). In het stelsel der publiekrechtelijke ➝ bedrijfsorganisatie groeien het wettelijk en buitenwettelijk arbeidsrecht naar elkaar toe en komt het zwaartepunt der geheele sociale wetgeving te liggen in de Bedrijven als nieuwe publiekrechtelijke lichamen. Veraart.

De Belgische soc. wetgeving kan ingedeeld worden als volgt:

1° Burgerlijke arbeidswetgeving, waaronder dienen gerangschikt: de wet op het arbeidscontract [10 Maart. 1900; ➝ Arbeidswetgeving (1°)], op het bediendencontract (7 Aug. 1922; Bediende), op het leercontract (12 April 1803).
2° De ➝ sociale verzekeringen.
3° De instellingen van sociale voorzorg: de arbeidsbeurzen [(K.B. van 19 Febr. 1924 en 19 Jan. 1925; ➝ Arbeidsbemiddeling (2°)]; de maatschappijen voor goedkoope woningen (wet van 9 Aug. 1889, 30 Juli 1892, 11 Oct. 1919; ➝ Arbeiderswoningen, kol. 696 A; ➝ Goedkoope woningen); de maatschappijen voor onderlingen bijstand (wet van 23 Juni 1894, herhaaldelijk gewijzigd; ➝ Mutualiteit).
4° Arbeidsregeling: de uitbetaling van het loon der werklieden (wet van 16 Aug. 1887, wet van 30 Juli 1934); de meting van den geleverden arbeid (30 Juli
1901); de beslagneming en afstand van het loon (18 Aug. 1887, herhaaldelijk gewijzigd); de arbeidsduur (14 Juni 1921; ➝ Achturenwet; en 9 Juli 1936); de Zondagsrust (17 Juli 1905); de gesalarieerde ➝ huisarbeid (10 Febr. 1934); de ➝ vrouwen- en kinderarbeid (15 Dec. 1889, herhaaldelijk gewijzigd en gecoördonneerd bij K.B. van 28 Febr. 1919); de ➝ werkhuisreglementen (15 Juni 1896); de betaalde verlofdagen (8 Juli 1936); de gezondheid en veiligheid van het personeel der ondernemingen (5 Juli 1899 en 25 Nov. 1937).
5° Wetgeving op het vereenigingsleven: vrijheid van vereeniging (wetten van 24 Mei 1921); de ➝ beroepsvereenigingen (31 Maart 1898).
6° Bestuurlijke sociale lichamen: a) eigenlijke sociale bestuursdiensten: alg. bestuur voor de sociale verzekeringen en de sociale voorzorg, voor de ouderdomspensioenen, van den arbeid; b) autonome sociale bestuursdiensten: zooals de Nationale Compensatiekas voor gezinsvergoedingen (➝ Gezinstoeslag); de Nat. Maatsch. voor Goedkoope woningen, de Algemeene Spaar- en Lijfrentekas; centrale kas voor klein beroepserediet, voor den kleinen landeigendom, enz.;

bestuurlijke organismen met beperkte opdracht: a) raadplegende organen: de Iloogere arbeidsraad (➝ Arbeidsraad, 2°; Hooge Raad, 4°); de Hooge raad voor Volkshygiëne; de Hoogere raad van Nijverheid en handel; de Hoogere raad voor Volksontwikkeling, daarnaast: raadgevende commissies, bijv. voor arbeidsongevallen, gezinsvergoedingen e.a. ft) De organen tot voorkomen of regelen van collectieve arbeidsgeschillen: de nijverheids- en arbeidsraden (16 Aug. 1887; ➝ Nijverheidsraad), de paritaire comité’s; de verzoeningsraden (K.B. 5 Mei 1925; ➝ Arbeidsconflict) en ten slotte de ➝ werkrechtersraden (9 Juli 1926).

Lit.: F. van Goethem, Beginselen van soc. wetgeving (1936). V. Helshoechi.