Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Schelde

betekenis & definitie

Stroom, ontspringt in Frankrijk, in de omgeving van St. Quentin, vloeit door een landbouwgebied, daarna door het N.

Fransch steenkool- en metaalindustriegebied van Anjou, Dowaai (Douai), Valenciennes, breekt door een kalksteen- en krijtachtige streek in Henegouwen (Doornik), kronkelt door het kleiachtige gedeelte van Vlaanderen en vanaf Melsen, door het zandachtig Vlaanderen, waar, vanaf de Gentsche omgeving, de Polderstreek der Beneden-Schelde reeds begint. Vanaf Antwerpen wordt de S. een machtige breede zeearm; op Ned. grondgebied onderscheidt men de Wester-Schelde of Hont en de Ooster-Schelde.

De S. meet slechts 370 km lengte, met een gemiddeld verval van 0,40 m; het gedeelte op Belg. bodem (200 km) heeft een zeer gering verval, ten gevolge waarvan de getijden zich doen gevoelen tot Gent en ook op de beneden-zijrivieren. De voldoende diepgang, de werking van ebbe en vloed, alsmede het standvastig baggeren, hebben op de Beneden-Schelde de ontwikkeling vergemakkelijkt van een der machtigste havensteden van de wereld, Antwerpen.

Het bekken der Schelde strekt zich over de grootste helft van België uit, en bevat nl. de volgende zijrivieren; Hene, Scarpe, Leie, Zwalm, Dender, Dunne, Rupel, waarin het rijke waternet van Brabant en ged. Antwerpen en Limburg opgevangen wordt.De Schelde bezit een druk verkeer en heeft daarnaast ook toeristisch belang, ook met haar groote verscheidenheid van landschappen en steden, van dorpen en kunstmonumenten, waarvan de schoonheid door talrijke kunstenaars werd verheerlijkt.

V. Asbroeck.

< >