Gouverneur-generaal van Ned.-Indië, * Ca. 1588 te Antwerpen, ♱ Sept. 1659 te Amsterdam. Na hooge posten bij de Vereenigde Oost-Ind.
Compagnieën te hebben bekleed, werd hij, op voorstel van J. Pz.
Coen zelf, tot diens opvolger als gouverneur-generaal benoemd (1623-’27). In de eerste maand van zijn bestuur (Febr. 1623) had de zgn.
Ambonsche moord plaats: de terechtstelling van eenige Engelschen op Amboina wegens samenspanning tegen het Ned. gezag; dit werd in 1652 een der door Engeland opgegeven redenen voor den oorlog met de Republiek. Onder dezen gouverneur had ook de belangrijke ontdekkingstocht van Jan → Carstensz naar NieuwGuinea en Australië plaats; de → Carpentaria-golf in Australië is naar de C. genoemd.
Hij was een krachtig en beleidvol regent. Na zijn aftreden werd hij nog tweemaal met een diplomatieke zending naar Engeland belast en trad in het college der Heeren XVII.Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (VI). Gorris.