noemt men de laatste twee weken voor Paschen, als bijzonder aan de herdenking gewijd van het Lijden des Heeren, volgens een gebruik in het Oosten reeds bestaand sinds de 6e e., in het Westen niet veel later. Met de eerste Vespers van Passiezondag (14 dagen vóór Paschen) vangt hij aan, wanneer tevoren in de kerken alle kruisen en beelden met paarse doeken moeten zijn omhuld, een gebruik, dat zich (sinds de 11e e.) geleidelijk ontwikkelde in verband met den → hongerdoek. Behoudens op feesten, vervalt in den P. de psalm Judica aan den voet van het altaar vóór de H. Mis; het Gloria Patri in het kerkelijk Officie ten deele, onder de H.
Mis geheel en al. In het Officie worden de bekende Lijdenshymnen → Pange lingua gloriosi proelium certaminis en → Vexilla Regis gezongen, in de H. Mis de Kruisprefatie. Met → Palmzondag (8 dagen vóór Paschen) komen hier nog andere bijzonderheden bij, en vooral met de laatste drie dagen der → Goede Week.
Ter onderscheiding met deze laatste, wordt de eerste week de Passieweek genoemd.Louwerse.
Lit.: Guéranger, L’Année liturg. (VI Passion et Semaine Sainte) ; Thurston, Lent and Holy Week; Eisenhofer, Handb. der kath. Liturgie (I 1938).