(Saxicola rubetra), zangvogel, kleiner dan een musch. Van boven donkerbruin; kop op zij zwart, boven het oog witte streep; keel en borst roodbruin, buik geelwit; op de vleugels een witte vlek. Het wijfje is minder levendig gekleurd. Verblijft in onze streken April-Oct.
Broedplaatsen: heiden, duinen, slootkanten, enz. Zang onbeduidend. Voedsel: insecten. Nest op den grond onder struiken; 5-6 groenachtig-blauwe eieren.
Bernink.