Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Paard

betekenis & definitie

(Equus caballus), geslacht van de fam. der Equidae of → paardachtigen. Kenmerkend voor dit geslacht zijn: de korte ooren, het aanwezig zijn van eeltplekken aan de achtervlakte der kogels en zwilwratten, de tot aan den wortel doorloopende lange beharing van den staart, en het stemgeluid (hinniken). De langere beharing van manen en de maantop komen alleen voor bij het tamme paard (→ Paardenhaar).

De indeeling der rassen berust meer op den bouw en het gebruiksdoel dan op de afstamming. Men spreekt nl. van Oostersche en Westersche p., al naar zij afstammen van het lichtere edele → Arabisch of het minder edele, zwaarder gebouwde →Norisch p.; ook onderscheidt men wel: → warmen → koudbloedpaarden; trek- en werkpaarden, landbouwtuigpaarden van het lichtere of zwaardere type; rijpaard, koetspaard, renpaard. De meest voorkomende kleuren bij p. zijn: vos, isabella, bruin, schimmel, soms treft men albino’s en bonten aan.

Er bestaat geen overeenstemming in inzichten, welke de wildvormen zijn van het tamme p. Met groote zekerheid wordt aangenomen, dat het Mongoolsche Equus Przewalski één stamvorm is. Dit leeft nog in Azië (Dzjoengarije) in het wild en wordt in dierentuinen gehouden. Het is een klein, krachtig gebouwd dier (1,30 m schofthoogte), met wildkleur, rechtopstaande manen; het neusgedeelte van het hoofd is langer dan het schedelgedeelte. Tot in het midden der 19e eeuw kwam in Z.-Rusland een steppenpaard voor, de zgn. tarpan, dat in bouw, grootte en kleur afweek van het E.Przewalski en door sommigen beschouwd wordt als de wilde stamvorm van de O. Europ. en Arab. p. Over het ontstaan der ponnies en onze zware paardenrassen is niets zekers bekend. Zeer waarschijnlijk hebben de uitwendige omstandigheden bij hun vorming een groote rol gespeeld.

In het Quartaire tijdvak leefden p. reeds in Europa, Amerika, Azië en Afrika. Alleen in Australië werden toen geen p. gevonden. Zie verder de tabel bij het art. → Equidae. Als huisdier vindt men het p. voor het eerst in het Bronzen tijdperk; in Egypte is het ca. 1800 v. Chr. bekend. Koning David importeerde het bij de Israëlieten.

Paardenfokkerij. In Ned. is de paardenfokkerij vooral gericht op de voorziening van een paard, geschikt voor het boerenbedrijf. Men verlangt of een goed gebouwd landbouwtuigpaard of een zwaar trekpaard. In Groningen en de N. provinciën, verder in de Haarlemmermeer, Betuwe en Utrecht wordt meer het lichtere landbouwtuigpaard gefokt; in de Z. prov. meer het zware trekpaard (Belgisch type). Veel wordt gekruist en wel speciaal een lichtere merrie met een zwaarderen trekpaardhengst. Men krijgt dan wel goede gebruiksdieren, maar geen goede fokdieren. Volgens de Ned. Wet op de Paardenfokkerij van 1918 moeten alle hengsten van 2 jaar of ouder worden gekeurd en mogen alleen de door daarvoor aangewezen commissies goedgekeurde dieren voor dekking worden gebruikt. Door het rijk en sommige prov. worden gelden beschikbaar gesteld, welke door de prov. regelingscommissies worden besteed voor premies en bijdragen (merriekeuringen, keuringen op afstammelingen, aankoop van beste fokdieren, enz.). Door concours-hippiques, tentoonstellingen en door de landelijke rijvereenigingen wordt de liefhebberij in de paardenfokkerij bevorderd. Voor de verbetering der paardenfokkerij zijn hengstenassociaties en vsch. stamboeken werkzaam, waarvan de voornaamste in Ned. zijn: het stamboek voor het Ned. trekpaard en de stamboeken van de Nationale Vereeniging tot bevordering van de paardenfokkerij in Ned. Een klein aantal p. wordt jaarlijks aangekocht voor de remonte (legerdoeleinden).

Voor België, zie → Belgische paarden. Verheij.

Volksgeloof en folklore. Het p. was een Saksisch stamdier; vandaar de paardenkop en het hoefijzer als gevelversiering bij Saksische woningen. Wodan’s Sleipnir herinnert aan het p. als stormdier. Vooral paarden stonden bloot aan kwelling door booze geesten (→ Maar, Nachtmerrie). De paardenpoot is vaak herkenningsteeken van een vermomden duivel. Paardenommegangen geschiedden in Vlaanderen op het feest van St. → Eligius. De Mechelsche paardenommegang op tweeden Pinksterdag is beschreven door Maurits Sabbe in zijn novelle „De vrome rit”. Het „SinteSteffenjagen” in het O. van Ned. herinnert aan den H. Stephanus als beschermheilige der paarden. Zie ook → Paschen en → Pinksteren (resp. sub Paaschgebruiken en Pinkstergebruiken). Jaarlijks, op 17 Jan., feest van den H. Antonius Abt, heeft in Italië de zegening der paarden plaats; te Tölz in Beieren op 6 Nov., feest van den H. Leonard. Uit den roman van de Vier Heemskinderen is beroemd het ros Beyaert. Knippenberg.