Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Ode

betekenis & definitie

(Gr., = gezang),

1° (dichtk.), een lyrisch lofdicht over een persoon, volk, verheven onderwerp, uitbundig en hooggestemd, grootsch en plechtig, rijk aan beeldspraak. De vorm is die van het → lied, maar de gang meer oratorisch. Zij spreekt het bezongen onderwerp toe. Aanvankelijk, bij de Grieken, had de groote of eigenlijke o. (in tegenstelling tot de lichte o. van Sappho, Alcaeus e.a.) een collectief karakter: de dichter sprak namens de massa. Beroemd zijn de o. van Pindarus. Bij de Latijnen werd de eigenlijke o. weinig beoefend (Carmen saeculare van Horatius). Tijdens de Renaissance veel o., maar nu als individueele poëzie (Ronsard, Malherbe, enz.), gelijk in de Romantiek (Klopstock, Lamartine). Uit de Ned. lett.: De Rijnstroom van Vondel, Ode aan Napoleon van Bilderdijk, De Paus van Schaepman. v.d. Eerenbeemt.

Oden van Salomon Verzameling Christelijke hymnen uit de eerste helft der tweede eeuw. Ofschoon er stukken van bekend waren (Lactantius citeert ode 19) duurde het tot de 20e eeuw, eer de verzameling gepubliceerd kon worden uit een Syrisch handschrift. De 40 oden zijn in het Grieksch gedicht. Ze zijn geen Christelijke bewerking van Joodsche zangen, zooals Hamack gemeend had, maar oorspr. werk van een Christen. De dichter kan een gematigd Gnosticus geweest zijn (van dualisme is er niets te vinden), maar waarsch. was het een rechtgeloovig Christen, zij het ook eenigszins Gnostisch beïnvloed. Over de aesthetische waarde loopen de oordeelen uiteen.

De dogmahistorische beteekenis is gering. Ode 19 bevat echter een duidelijk getuigenis van het geloof in de maagdelijkheid der Moeder Gods, ook in de Geboorte. Franses.

Lit. : Bardenhewer, Gesch. d. altkirchl. Lit. (I1913, 368 vlg.); Lex. Theol. Kirche (VII 1935, 673 vlg.): Lebreton, Hist. du Dogme de la Trinité (II 1928, 223 vlg.).

2° (Muziek) Een lyrische compositie. De naam komt voor in een druk van Petrucci (begin 16e eeuw), waar de o. bestaat uit vier regels en homophoon is gecombineerd.

Lit.: Karl Victor, Gesch. der deutschen Ode (1924).