(Juglans), plantengeslacht van de fam. der okkernootachtigen. De ca. 15 soorten hebben geveerde bladeren; mannelijke bloemen in katjes, de vrouwelijke alleenstaand of in katjes.
Voor onze streken zijn van belang de Juglans regia, de →walnoot; en de Juglans nigra, de zwarte n. De laatste is afkomstig uit N.
Amerika; de bladrand is gezaagd, de vrucht zwart. Zie ook →Notenhout.De bladen van de Juglans regia bevatten vluchtige olie en een alkaloïde: juglandine. In de volksgeneeskunde in- en uitwendig als samentrekkend middel gebruikt, meest als infuus.
Lit.: Codex medic. nederl. Hillen.
Folklore In sommige streken werd de n. als levensboom geplant bij de geboorte van jongens. Notenblaren werden geweven in den St. Janstak. Men beschouwde de boomen als verzamelplaatsen van heksen en geesten; hun hout zou tegen bliksem beschutten. Noten gebruikte men als geneesmiddel tegen kiespijn, en samen met vijgen en wijnruit tegen vergiftiging en pestziekte. In het volksgeloof was Jesus’ kruis van notenhout; daarom werd in elke noot nog het beeld van een nagel gevonden. Knippenberg.