Een woord, gevormd van „manier” (< Lat. manus = hand) en dat beteekent de bepaalde manier, waarop of den bepaalden stijl, waarin een beeldende kunstenaar werkt; gewoonlijk in minder gunstigen zin, in zooverre er achter het kunstwerk enkel een vaardige hand, geen scheppende geest schuilt. Vandaar ook worden de kunstenaars zelf maniëristen genoemd, meer speciaal de vele 16e- en 17e-eeuwsche Ned. kunstenaars, welke zich klakkeloos aan de Ital. voorbeelden hielden en een gekunstelden, steeds internationaler stijl schiepen.
Lit. : M. J. Friedlander, Die niederl. Manieristen (Leipzig 1922). p. Gerlachus In de letterkunde is m. een modeverschijnsel, gekenmerkt door gezochtheid van uitdrukking, beeldspraak en onderwerpen. → Marinisme.