Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lek

betekenis & definitie

Een benaming, gegeven aan een hoofdarm van den Rijn, die als voortzetting van den Neder-Rijn, vanaf Wijk bij Duurstede tot Krimpen a. d. Lek stroomt. Bij de laatste gem., waar de vereeniging met de Noord plaats vindt, gaat de L. over in de Nieuwe Maas.

Het is nog onbeslist, of de L. zich zelf op natuurlijke wijze uit bestaande wateren en plassen gevormd heeft, of door den mensch gegraven is. Waarsch. zal het ontstaan met de toenemende bemoeilijking van den waterafvoer in den Krommen Rijn tijdens de vroege M. E. in verband moeten worden gebracht.

Het Rijnwater, aldus opgestuwd, zou dan langs een gemakkelijker weg naar het W. de zee hebben gezocht. De eerste vermelding in een stuk van 779 wijst er op, dat de L. reeds toen tot de groote stroomen werd gerekend. De tegenw. breedte is ong. 200 m bij een gegarandeerde diepte van 2 m.

Bij Schoonhoven, waar eb en vloed bemerkbaar worden, verliest de rivier haar eigenlijk karakter en neemt zij dat van getijrivier aan. Door de periodieke hooge waterstanden heeft de L. weinig beteekenis voor de uitwatering der omliggende terreinen. Van groot belang is ze voor de scheepvaart, die echter in den zomer door te lage waterstanden ten zeerste bemoeilijkt wordt.

Van eenig belang is de L. voor de visscherij, waaronder vooral de zalmvangst te noemen is.