Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lantaarn

betekenis & definitie

(Gr. lampas = fakkel, licht),

1° toestel tot verlichting, met doorschijnende wanden. Draaglantaarns met wanden van hoorn, blaas of geolied linnen (glas sinds ca. 600), ter bescherming van een licht tegen den wind, waren reeds bekend bij de Ouden. Later droegen de Christenen ze ook mede in liturgische processies, om de uitgedoofde toortsen weder te kunnen aansteken. L. op stokken werden, voor de H. Sacramentsprocessie, eerst door Benedictus XIII (♱ 1730) voorgeschreven. Een eigenaardig godsdienstig gebruik van hooge steenen l. was in de M.E. dat der zgn. doodenlantaarns midden op de kerkhoven (voornamelijk in midden- en WestFrankrijk en in het Duitsche Rijngebied).
2° Met glas voorziene overkapping boven scheepsverblijven, kamers, enz.
3° Bekronend motief op de kruin van een koepel, in den vorm van een tempeltje of lantaarn. Voorbeelden: dom te Florence; St. Pieter te Rome; paleis op den Dam te Amsterdam.