(Julianus della Rovere), paus (31 Oct. 1503 tot 21 Febr. 1513) (zie plaat; vergelijk den index in kolom). *6 Dec. 1443 te Albissola bij Savona. Vóór zijn pausschap leefde hij maar al te zeer naar den wereldschen Renaissance-geest van zijn tijd; als kardinaal nog werd hij door zijn eerzucht verwikkeld in allerlei intrigues en simonistische praktijken, ook bij zijn eigen keuze tot paus; als paus toonde hij zich een groot staatsman en geboren heerscher, een krachtnatuur („il terribile”), doch tevens man van hoogen ernst, die zelf van nu af een onberispelijk leven leidde en de zedelijke hervorming van Curie en Kerk ter hand wilde nemen.
Reeds in het begin van zijn pontificaat bepaalde hij, dat voortaan een simonistische pauskeuze ongeldig zou zijn. Doch het herstel van den Kerkelijken Staat was het eerst noodzakelijke: deze dreigde door het wanbestuur van zijn voorganger Alexander VI geheel voor het pausdom verloren te gaan; groote stukken waren in vreemde handen. Eerst bedwong hij in zelf geleide veldtochten de Venetianen (Liga van Kamerijk 1508), daarna vsch. Italiaansche heeren, ten slotte de Franschen. Toen deze hierop een onwettige synode te Pisa beriepen (1511), riep J. het 18e alg. concilie (5e van →Lateranen) bijeen, doch hij stierf, alvorens de beraamde hervormingsplannen vasten vorm hadden gekregen. Vol liefde voor de kunst begon hij den bouw van de nieuwe St. Pieter en gaf aan kunstenaars als Bramante, Raffael en Michelangelo de opdracht tot de meest beroemde hunner kunstwerken. Voor de grafmonumenten van Julius II, →Michelangelo.
Lit.: Pastor, Gesch. d. Päpste (III 1924); HefeleLeclercq, Hist. d. Conciles (VIII, 1,1917). Gorris.