Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Johan Scutken

betekenis & definitie

Leerling van Geert Groote. † 23 Jan. 1423. Verbleef 1383-’87 in het Fraterhuis te Deventer, waarna hij te Windesheim intrad, en er als convers (geen priester), een streng ascetisch en beschouwend leven leidde.

Hij zou volgens J. Busch een vlijtig kopiïst zijn geweest, gezangen hebben vervaardigd voor de feestdagen, maar in het bijzonder den psalter en de evangeliepericopen met hun glossen in het Dietsch hebben vertaald.

Hij zou zelfs de schrijver zijn van een vertaling van het volledig Nieuw Testament en van de Oud-Testamentische pericopen, die van ca. 1390 af tot in de 16e eeuw zeer verspreid is geweest. Hij vertaalde eveneens, wordt vermoed, het Soliloquium van zijn medebroeder Gerlach Peters.Lit.: W. Moll (in : Kerkhist. Archief, 1859, 14-246 ; 1866, 239); C. C. De Bruin, Mnl. vertalingen van het N. T. (II 1934).

V. Mierlo.

< >