Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Hazlitt

betekenis & definitie

Hazlitt - 1° William, Eng. essayist en criticus, grootvader van 2°; * 10 April 1778 te Maidstone (Kent), ✝ 18 Sept. 1830 te Londen. Een van de scherpzinnigste Eng. letterk. critici, ofschoon wanneer het zijn tijdgenooten betrof, zijn visie soms verduisterd werd door persoonlijke gevoelens en door zijn ideeën, die onder den invloed van het Fr. rationalisme stonden.

Zijn principe was, dat een waarachtige critiek behoort af te spiegelen de kleur, het licht en donker, ziel en lichaam van een werk. Het essay als kunstvorm hanteerde hij voortreffelijk. F.

Visser.
Werken: o.a. Essay on the Principles of Human Action (1805); Characters of Shakespeare’s Plays (1817); On the English Poets (1818); On the Engl. Comic Writers (1819); On the Dramatic Lit. of the Age of Queen Elisabeth (1820); Table Talk (1821-’22).

Lit.: Doudady, Vie de W. H., l'essayiste (1907); Howe, Life of W. H. (1922); G. Keynes, Bibliogr. of W. H. (1931).

Lit.: H. Pearton, The fool of Love (1933).

2° Willem Carew, Eng. bibliograaf, kleinzoon van 1°; * 22 Aug. 1834 te Londen, ✝ 8 Sept. 1913 te Richmond. Deed onschatbaar werk voor alle literatuurbeoefenaars met zijn Handbook of the Popular Poetical and Dramatic Lit. of Great Britain, from the Invention of Printing to the Restoration (1867). Supplementen verschenen in 1876, ’82, ’87 en ’89.

Verdere werken: Bibliographical Collections and Notes on Early Engl. Lit. (1903); Manual for the Collector and Amateur of Old English Plays (1892). F. Visser He (scheik.), de afkorting voor het element helium.

< >