Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Hart. Heilig Hart

betekenis & definitie

Hart. Heilig Hart. - I. Heilig Hart van Jesus.

A) Ontstaan en verbreiding der godsvrucht tot het H. Hart. De vereering van het H. Hart als symbool van Christus’ liefde en de door de zintuigelijke voorstelling van het H. Hart beheerschte overweging van die liefde is vooral in de M. E. opgekomen, toen naast de Godheid meer in het bijzonder de Menschheid van Christus voorwerp van overweging en godsvrucht werd. Wel vindt men ook bij den H. Augustinus, den H. Joannes Chrysosthomus mooie gedachten over het H. Hart als symbool der liefde, maar onder invloed van de meer concrete en realistische stroomingen in de vroege en late M. E. werd deze godsvrucht geleidelijk inniger en meer verspreid. Te noemen zijn hier de H. Petrus Damiani en de H. Bernardus, daarna de H. Franciscus van Assisi en S. Thomas van Aquino met de H. Gertrudis en de H. Mechtildis. In de Nederlanden mag in dit verband gewezen worden op de mystieke dichteres Hadewych, de H. Lutgardis, de Z. Ida van Leuven, Geertruide van Oosten, den Z. Joannes Ruusbroec, de H. Liduina, vele aanhangers van de Moderne Devotie, als Gerard Zerbolt van Zutphen, Thomas van Kempen, Gerlach Petersz, Jan van Schoonhoven, Jan Vos van Heusden, dan Dionysius den Kartuizer, Nicolaus van Esch enz. Deze uitingen van godsvrucht in de Nederlanden stonden sterk onder den invloed van gelijke uitingen bij mystieke schrijvers en predikers in Duitschland. Reeds werden genoemd de H.H. Gertrudis en Mechtildis. Naast dezen zijn in het bijzonder nog te noemen de Z. Herman Jozef O. Praem., van wien het oudste bekende lied ter eere van het H. Hart „Summi regis cor aveto” stamt, een niet met name bekende Cisterciënser, die ca. 1300 schreef „De Corde et Sanguine Domini”, verder de drie invloedrijke Dominicanen Eckehart, Tauler en Suso, de Franciscanen David van Augsburg en Berthold van Regensburg, de Augustijn Jordanus van Quedlinburg enz. Men staat bij de veel voorkomende voorstelling, dat de godsvrucht tot het H. Hart een godsvrucht is der latere tijden, verwonderd over het groot aantal uitingen van deze innige godsvrucht in vroeger eeuwen.

Het valt echter niet te ontkennen, dat op het einde der 17e eeuw een nog meer concrete godsvrucht tot het H. Hart ingang vond.

De eerste, die in den nieuweren tijd aan de H. Hart-vereering een grootere verbreiding onder het Katholieke volk gaf, is de H. Johannes → Eudes, doch vooral de H. → Margaretha Maria Alacoque gaf aan deze godsvrucht den voornaamsten stoot en voerde er meer bepaalde oefeningen voor in. Zij was een zuster van de door den H. Franciscus van Sales gestichte Congregatie van O. L.

Vrouw Visitatie. Zij ontving talrijke openbaringen, waarin Jesus haar die verspreiding van de godsvrucht tot Zijn H. Hart gebood, als een middel niet slechts om Hem eerherstel te geven voor de lauwheid en onverschilligheid, vooral onder invloed van het Jansenisme zeer groot geworden, maar ook om het vuur der liefde in de harten der menschen feller te doen branden. De voornaamste verschijning had plaats 16 Juni 1675, doch zij werd door vele andere gevolgd en bevestigd. De verspreiding, hoewel door heilige en geleerde mannen uit de Sociëteit van Jesus, als de la Colombière, Croiset en Rolin, zoo krachtig mogelijk bevorderd, ontmoette in den beginne den hevigsten tegenstand niet slechts van Jansenistisch gezinde priesters en leeken, maar zelfs in de hoogste rangen der Kerk. Men zag er een ongezonde nieuwigheid in, te materieel, bijgeloovig, sensueel en veroordeelde de „Hart-aanbidders” en „Alacoquisten” vaak op de scherpste wijze.

Zelfs bisschoppen en kardinalen namen een sterk afkeurende houding aan. De pausen waren in den beginne uiterst voorzichtig en terughoudend om de als nieuw voorgestelde godsvrucht goed te keuren. Ondanks deze houding van den H. Stoel verbreidde zich de godsvrucht steeds meer onder het volk. In 1693 werd te Paray-le-Monial een broederschap ter eere van het H. Hart canoniek opgericht, maar het duurde nog tot 1729, dat de H.

Leonardus a Porto Mauritio met pater Gallifet te Rome zelf zulk een broederschap kon oprichten, welke intusschen in 1732 tot aartsbroederschap werd verheven. In 1765 telde men meer dan duizend zulke broederschappen. Eerst in dit jaar, 90 jaar na de voornaamste verschijning, werd toegestaan, op den Vrijdag na het Octaaf van Sacramentsdag het feest van het H. Hart te vieren met een eigen Mis en Officie. Eenige jaren te voren was wel het vieren van het feest toegestaan, doch met de H. Mis en het Officie van de H.II.

Vijf Wonden. Van nu af werd door zooveel diocesen deze H. Mis en dit Officie aangevraagd, dat in 1856 de Ritencongregatie kon verklaren, dat er bijna geen bisdom of Orde meer was, welke het feest niet vierde. Toen eerst werd het als een feest voor geheel de Kerk ingesteld. Een bekroning van deze algemeen-verklaring van het feest was de zaligverklaring van Margaretha Maria Alacoque in 1864, maar de meest formeele bekroning kreeg deze 200 jaar na de voornaamste openbaring in 1875, toen paus Pius IX op 16 Juni van dat jaar alle Katholieken van de geheele wereld opriep tot een plechtige akte van toewijding aan het H. Hart van Jesus.

Sindsdien is de godsvrucht tot het H. Hart een der meest geliefde en door het kerkelijk gezag meest bevorderde godsvruchten der Kath. Kerk. Het feest van het H. Hart wordt overal met groote plechtigheid gevierd, op de eerste Vrijdagen der maand, gedurende de maand Juni steeds meer bezochte oefeningen van godsvrucht gehouden. In bijna alle kerken staat een beeld van het H.

Hart op een eereplaats, meestal rijk versierd met bloemen en kaarsen; in alle huisgezinnen heeft de beeltenis van het H. Hart een plaats als onderpand van zegen; talrijke kerken zijn op bijz. wijze aan het H. Hart toegewijd; de beeltenis van het H. Hart staat in Kath. streken als een standbeeld op de voornaamste pleinen der steden; geheele volkeren hebben zich, zooals bijv. het Spaansche volk bij monde van den koning, door de oprichting van een nationaal monument aan het H. Hart toegewijd; terwijl eindelijk de in dezen tijd opkomende godsvrucht tot Christus als Koning aan de godsvrucht tot het H. Hart nog grooter luister heeft bijgezet. Vgl. → Intronisatie.

In den laatsten tijd is in Spanje nog een nieuwe vorm van godsvrucht tot het H. Hart ontstaan, waarin vooral de „Amor misericordioso”, de barmhartige Liefde van het Goddelijk Hart het voorwerp van godsvrucht is, die haar uiting vindt in oefeningen van geloof in Gods eindelooze barmhartigheid, oefeningen van hoop en vertrouwen op die barmhartigheid en oefeningen van liefde en wederliefde. De grondlegger en verbreider dezer godsvrucht is vooral pater Arintero O.P. geweest, stichter van het tijdschrift „La Vida Sobrenatural”, waarin zeer vele belangrijke artikelen over deze godsvrucht voorkomen.

Lit.: N. Nilles S.J., De rationibus festorum S.S. Cordis Jesu et purissimi Cordis Mariae (2 dln.); H. Nix S.J., Notiones theol. de cultu S.S. Cordis; C. Richstätter S.J., Die Herz-Jesu-Verehrung des deutschen M.A. (2 dln.); G.

Kanters, pr. v. h. H. Hart, De Godsvrucht tot het H. Hart v. Jesus in de vroegere Staten der Nederlanden; A. Vermeersch S.J., Beoefening en Leer v. d.

Godsvrucht tot het H. Hart (2 dln.); J. Hattenschwiller, Führer durch die neuere deutsche Herz-Jesu-literatur (1932). Brandsma

B) Theologische grondslag van de H. Hartvereering. Aan de menschheid van Christus en aan al haar deelen komt,omdat de menschelijke natuur van Christus in de éénheid van den goddelijken Persoon is opgenomen, goddelijke eer en aanbidding toe. Dus ook aan het hart van Jesus. Ofschoon er dus een godsvrucht tot het heilig hart van Jesus mogelijk is, waarin het hart van Jesus vereerd wordt, eenvoudig omdat het een deel is van Zijn heilige menschheid, heeft toch de H. Hart-devotie, zooals deze feitelijk in de Kath. Kerk bestaat, een meer bijzonder karakter. In deze devotie wordt het organisch hart van Jesus vereerd als het zinnebeeld Zijner liefde. Niet alleen wordt dus het hart vereerd en niet alleen de liefde, maar beide in verbinding met elkaar. Daar de gemoedsbewegingen hun terugslag hebben op het hart en daarom algemeen de liefde in verband met het hart wordt gebracht, is deze vereering van het hart van Jesus als zinnebeeld Zijner liefde aangepast aan algemeen-menschelijke opvattingen. Het eindpunt dezer godsvrucht is de menschgeworden Zoon vanGod, die zich te vereeren aanbiedt in Zijn hart als symbool Zijner liefde. De liefde, in deze godsvrucht door Jesus’ hart verzinnebeeld, is Zijn liefde in heel haar omvang, maar vooral de liefde, waardoor Hij zich offerde aan het kruis en waardoor Hij de gave der H. Eucharistie schonk. Een bijz. vorm neemt de godsvrucht tot het hart van Jesus aan in de godsvrucht tot het eucharistisch hart van Jesus. Ofschoon godsvrucht tot het eucharistisch hart van Jesus kan beteekenen godsvrucht tot het hart van Jesus in de H. Eucharistie tegenwoordig, blijkt uit de officieele stukken omtrent deze devotie de juiste beteekenis van deze kerkelijk goedgekeurde godsvrucht te zijn: godsvrucht tot het heilig hart van Jesus, als zinnebeeld van Zijn Liefde, waardoor Hij de Heilige Eucharistie instelde.

Lit.: P. Potters, Verklaring v. d. Katechismus (VI 1931, 150 vlg.) ; J. Bainvel, La dévotion au Sacré Coeur de Jésus (Parijs 31911) ; H. Noldin, Die Andacht zum hl. Herzen Jesu (Innsbruck 101914). Kreling C) Het feest van het Allerheiligst Hart van Jesus werd voor het eerst (20 Octocer) met eigen Mis en Officie van S.

Joannes Eudes gevierd in 1672, bisschoppelijk goedgekeurd, als dubbel le klas met octaaf. Rome stond het eerst in 1765 (Clemens XIII) toe, aan Poolsche bisschoppen, te vieren op Vrijdag na het octaaf van H. Sacramentsdag. In 1856 schreef Pius IX het aan de geheele Kerk voor, en Leo XIII verhief het tot dubbel le klas (1899). Paus Pius XI schonk het een geprivilegieerd octaaf (1928) en vernieuwde het Officie en de H. Mis, daarmee het oude karakter: overweging van de liefde van Christus in zijn Bloedig en Onbloedig Offer, aanvullend met een bedoeling van eerherstel, welke ook het onderwerp uitmaakt van een alsdan voor het uitgestelde Allerh.

Sacrament door den priester voor te bidden zoenbede. Louwerse Iconographie. Voor openbaren cultus van het H. Hart mag alleen gebruikt worden de afbeelding van den Persoon des Zaligmakers, dragende op de borst een stralend hart met of zonder doornenkrans en uitslaande vlammen (H. Officie, 26 Aug. 1891). Het afzonderlijke Hart is voor privaten cultus toegestaan en mag dus op scapulieren, medailles, afbeeldingen der Eerewacht enz. worden gebruikt (H. Officie, 12 Sept. 1857), doch niet op tabernakeldeuren (H.

Officie, 12 Sept. 1857) en niet in de H. Hostie (H. Officie, 3 Juni 1901). Heijer D) Onze Lieve Vrouw van het H. Hart van Jesus.

Nauw verwant aan de vereering van het H. Hart van Maria is die van Onze Lieve Vrouw van het H. Hart, waarin Maria bijzonder wordt vereerd als leidster en voorbeeld in de vereering van het H. Hart van haar Zoon. Zij heeft ons het H. Hart geschonken, zij biedt het ons ter aanbidding en vereering aan en gaat ons daarin voor.

Hoofdzetel der vereering is Issoudun in Frankrijk, zoowel voor de Broederschap als voor een Congregatie van Missionarissen. In Ned. is als hoofdzetel der vereering te beschouwen de Basiliek van Onze Lieve Vrouw van het H. Hart te Sittard, waar ook de Aartsbroederschap voor Nederland is gevestigd. Brandsma E) Congregaties en Broederschappen van het H. Hart van Jesus. De meest bekende congregaties, in Ned. vertegenwoordigd, zijn: → Priesters van het H. Hart (provincialaat Den Haag); → Missionarissen van het H.

Hart (Tilburg); → Paters van de H.H. Harten of van Picpus (Liesbosch-Ginneken); Religieuzen van het Heilig → Hart (Dames du Sacré Coeur, provincialaat Vaals); → Dienaressen van het H. Hart van Jesus (Abshoven-Geleen); → Carmelitessen van het Goddelijk Hart (Sittard); → Zusters van het Allerh. Hart van Jesus (Moerdijk); → Dochters van Jesus’ H. Hart (Nijmegen, Koningsgaard); → Zusters van de H.H. Harten van Jesus en Maria (Heerlerheide); Zusters van de H.H. Harten en altijddurende Aanbidding (Meerssen).

Voor België komen bovendien nog bijzonder in aanmerking: Dienaressen van de H.H. Harten (Antwerpen); Zusters van de Vereeniging met het H. Hart (Turnhout); → Oblaten van Sint Benedictus of Zusters van Barmhartigheid der H.H. Harten (Heverlee bij Leuven).

De oudste broederschap is die van Parayle-Monial (1693). Daarna de voornaamste is die in 1729 te Rome gesticht, in 1732 tot aartsbroederschap verheven. Verder heeft men de Aartsbroederschap van altijddurende Aanbidding van het H. Hart van Jesus, gesticht in 1717, sinds 1803 aartsbroederschap, thans hoofdzetel in Santa Maria della Pace te Rome met meer dan 10 000 afd. Zeer verbreid is ook de Broederschap van de Eerewacht, in 1863 te Bourg gesticht, in 1878 tot aartsbroederschap verheven. Veel verspreiding vond ook de Aartsbroederschap van het Eucharistisch Hart van Jesus, in 1903 door paus Leo XIII ingesteld, met wekelijks een half uur aanbidding van het H.

Sacrament. Een bijz. plaats neemt nog de Aartsbroederschap van het H. Uur in, met een uur overweging van het H. Lijden in den avond of den nacht van Donderdag op Vrijdag, in 1830 gesticht en over alle landen verspreid. Naast deze meer alg. broederschappen bestaan er in alle landen zooveel vereenigingen, genootschappen en broederschappen ter eere van het H. Hart, dat het onmogeüjk is, er hier een overzicht van te geven. Brandsma F) Bonden van het H.

Hart. In België zijn deze practisch gegroeid uit het werk der retraiten, ca. 1895, door toedoen van P. Van de Putte S.J., onder den naam van Bond der vrienden van het H. Hart, later veranderd in den huidigen naam. Het doel was de retraitanten groepeeren, hun volharding vergemakkelijken en tevens hun invloed om zich heen door samenwerking vergrooten; als voorn. middel daartoe gaf men den leden de maandelijksche gezamenlijke communie. Die bonden deden zooveel goed, dat men er na den Wereldoorlog overal stichtte, zelfs buiten alle verband met het retraitewerk.

P. Hardy S.J. is de stichter van den huidigen vorm. Het zijn bonden van mannen, die elkaar willen steunen tot Christelijker leven door beoefening van de godsvrucht tot het H. Hart. De twee hoofdvoorwaarden zijn: maandelijksche gezamenlijke communie als betooging van sociaal eerherstel en de dagelijksche morgenopdracht aan het II. Hart in den geest van het Apostolaat des Gebeds, waarin al de leden zijn ingeschreven.

Heden wordt meer en meer nadruk gelegd op het sociaal en publiek karakter van eerherstel. De bonden ijveren om het publiek leven voor het H. Hart te winnen en de toewijding van steden en dorpen te bekomen: noemen we slechts de massabetooging van Antwerpen (1924), de toewijding van West-Vlaanderen en Brugge (1926), Limburg en Hasselt (1928), Kortrijk (1929).

In 1912 waren er 159 bonden met 24 379 leden alleen in het Mechelsche; heden (1935) zijn er in het Vlaamsche land ong. 1 200 bonden met ca. 220 000 leden, in het Walenland, waar men begonnen is, 156 bonden met 18 500 leden. Het hoofdsecretariaat is te Mechelen, Korte Schipstraat 16, gewestelijke secretariaten te Kortrijk, Hasselt en Gent. In iederen bond bestaan zelateurs, die voor den priester een groep leekenapostels zijn. Meest overal worden de Xaverianen-bonden omgewerkt in Bonden van het H. Hart. Allossery II. Heilig Hart van Maria (eigenlijk: Het Allerzuiverst Hart van Maria).

A) Vereering. Met de verbreiding van de godsvrucht tot het H. Hart van Jesus kwam ook de godsvrucht op tot het H. Hart van Maria. Ook hier wordt het lichamelijk hart van Maria vereerd in de innigste vereeniging met de liefde, welke daarin brandde tot God en in en door en met God tot de menschen. Bijzondere nadruk wordt daarbij gelegd op de zuiverheid van het H. Hart van Maria als het schoonste voorbeeld voor de reinen van harte, aan wie Christus beloofde, dat zij God zullen zien. De officieele titel van het voorwerp der vereering is dan ook het zuiverste hart (purissimum cor) van Maria. Aan deze vereering ligt vooral een apostolische gedachte ten grondslag. Maria wordt vereerd als brandend van liefde en als slachtoffer van liefde voor de uitbreiding van het Rijk van haar Goddelijken Zoon. De groote bevorderaar dezer godsvrucht was de H. Joannes → Eudes. Na hem verdienen vermelding J. P. → Pinamonte, in de 17e eeuw, en Desgenettes, pastoor van N. D. des Victoires te Parijs, in het begin der 19e eeuw, stichter van de Broederschap, later verheven tot Aartsbroederschap, van het Heilig en Onbevlekt Hart van Maria, welke thans millioenen leden telt, door paus Pius IX genoemd „een ingeving des Hemels, een werk van God, een hulpbron der H. Kerk”. Bij de opname wordt een medaille omgehangen, welke door de zeer merkwaardige gebedsverhooringen den naam → „Wonderbare Medaille” heeft verkregen en de beeltenis van het H. Hart van Maria draagt als bron van zegening en genade. Brandsma

B) Het feest van het H. Hart van Maria is een feest met eigen Mis en Officie, door Pius IX (1855) toegestaan te vieren „voor verschillende plaatsen”, op Zondag na 16 Aug.; heden op Zaterdag na het feest v. h. Allerh. Hart v. Jesus. Louwerse C) Congregaties en Broederschappen van het H. Hart van Maria.

In het art. over het H. Hart van Jesus is reeds melding gemaakt van congregaties en broederschappen, die de gezamenlijke vereering van H.H. Harten van Jesus en Maria nastreven en als titel voeren. Daarnaast zijn nog te vermelden behalve de aartsbroederschap boven genoemd de Missie-congreg. van het Onbevlekt H. van Maria (Scheut-Sparrendaal) en zeer vele Zusters van het H. Hart van Maria (moederhuizen in Parijs, Beziers, Nancy, 5 in België). Brandsma Hart. Religieuzen van het H.

Hart (Fr.: Dames du Sacré Coeur), congregatie, in 1800 gesticht door de H. Magdalena Sophia → Barat. Doel: Onderricht en opvoeding der jeugd, gesloten retraites en missiën. De congregatie is thans over de vijf werelddeelen verspreid in ca. 160 huizen met ca. 7 000 leden. Het algemeene generalaat is te Rome gevestigd, het provincialaat voor België te Jette bij Brussel; dat voor de Nederlandsch-Duitsche provincie te Vaals.

Lit.: Kath. Ned. (III, 146); La Société du Sacré Coeur (1922) ; Ste Madel. Sophie Barat (1925). Allossery I Nolet Hart (naam)

1° Heinrich en Julius, Duitsche letterkundige critici, in innige samenwerking leiders van de Naturalistische beweging; broers. Heinrich, * 30 Dec. 1855 te Wezel, ✝ 11 Juni 1906 te Tecklenburg; Julius, * 9 April 1859 te Münster i. W., ✝ 7 Juli 1930 te Berlijn. Hun Kritische Waffengange (1882 vlg.) en Kritisches Jahrbuch (1889), scherp in den strijd tegen het geslacht der epigonen, bereidden de volledige overwinning voor van de moderne strekking in den → Friedrichshagener Kreis. Hun scheppend letterk. werk is van minder belang.

Werken v. Julius : Der Sumpf (1886); Homo sum (1889); Sehnsucht (1893); Gesch. der Weltlit. (1894); Das Reich der Erfüllung (1902); Revolution der Aesthetik (1907).

Uitg. v. Heinrich’s werken : Ges. Werke 4 dln. 1907 vlg.).

Lit.; H. Hart, Lit. Erinnerungen 1907); H. Röhl, Der Naturalismus (1927). Baur 2° William S., Amer. filmacteur van de oude school. Trad vnl. op in de zgn. „Westerns”, cowboyfilms e.d.

< >