Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Handvuurwapenen

betekenis & definitie

Handvuurwapenen - De eerste h. (ca. 1350) waren voorlaadgeweren, waarbij een helper met een lont de lading door het zundgat tot ontsteking bracht. Het lontslot (ca. 1450), een stuk lont, bevestigd in den bek van een om een spil beweegbaren haan, deed den helper vervallen en gaf tevens het aanzijn aan eenhandige vuistvuurwapenen, vuurbekers geheeten.

Een belangrijke uitvinding was het vuursteenslot (ca. 1630), waarbij een haan, voorzien van een stuk zwavelkies, sloeg tegen een opstaanden vleugel van een pandeksel, waardoor de pan werd geopend en de vonken, ontstaan door het slaan van den steen tegen den vleugel, het pankruit tot ontsteking brachten.

Van meer beteekenis dan het vuursteenslot voor de invoering van de h. bij de legers was de uitvinding van een bajonet (ca. 1640), welke bij het vuren niet van den loop behoefde te worden genomen. Sedert waren de piekeniers, die voorheen een groot deel van de weermachten uitmaakten, overbodig geworden.

De uitvinding van het slagkwik (ca. 1788) gaf het ontstaan aan de percussie-geweren en pistolen; hierbij was op het zundgat een schoorsteentje aangebracht, waarop een koperen slaghoedje, gevuld met slagkwik, werd geplaatst. De haan van het vuursteenslot werd voorzien van een hollen bek, welke op het slaghoedje sloeg.

Reeds ca. 1480 werden geweren gemaakt, waarvan de loop inwendig van groeven (trekken) was voorzien, aanvankelijk tot opname van het kruitslijm, later ten einde de trefkans te vergrooten. Om den kogel de trekken te doen volgen, gebruikte men o.a. in 1849 den expansiekogel, zijnde een puntvormig projectiel, aan de achterzijde voorzien van een uitholling, waarin een afgeknot, kegelvormig, ijzeren kapje (culot) paste. Door den gasdruk werd de culot in de holte gedreven. De hierdoor ontstane uitzetting deed den kogel de trekken volgen. Hetzelfde resultaat bereikte men met de later ingevoerde compressie- en compressie-expansiekogels.

In het zoeken naar achterlaadgeweren werd een belangrijke schrede voorwaarts gedaan door de invoering van eenheidspatronen, waarin projectiel, lading en ontstekingsmiddel tot een gebruiksklaar geheel waren vereenigd. Toen het gelukte daarbij ook een gasdichte afsluiting te verkrijgen, volgde een snelle ontwikkeling van enkelladers in repeteerwapens. Het repeteerwapen stelt den schutter in staat door een eenvoudige handbeweging de ledige huls te verwijderen, een nieuwe patroon aan te voeren en de slagveer te spannen. De repeteergeweren zijn te onderscheiden in twee hoofdgroepen: die, waarbij de patronen, bijv. vijf, met het metalen houdertje, dat ze bijeen houdt, in het wapen worden gebracht; en die, waarbij bij het laden de patronen uit den houder worden geschoven. Tot de eerste soort behoort het in 1895 bij de Ned. weermacht ingevoerde geweer systeem-Manlicher. Tot de tweede soort behooren de Mauser-geweren. De revolver is een vuistvuurwapen, waarbij de patronen zijn opgenomen in een metalen cylinder, welke, achter den loop om een verticale as draaibaar, bij het afvuren het projectiel in den loop brengt.

In het laatst der 19e eeuw werden de zelfladers uitgevonden; dit zijn repeteerwapenen, welke zoodanig zijn ingericht, dat na een afgegeven schot voor het openen en sluiten van den loop, het brengen van een patroon uit het magazijn en het spannen van de slagveer niet de medewerking van den schutter wordt vereischt, doch de hiervoor benoodigde arbeid wordt verkregen door het benutten van het arbeidsvermogen van den bij het afgaan van het schot optredenden terugstoot. De zelfladers (automatische wapenen) zijn te onderscheiden in die, waarbij voor het afgeven van een volgend schot het loslaten van den trekker, gevolgd door een nieuwen druk op den trekker, noodig is (zelflaad-pistolen en geweren), en die, waarbij door een voortdurenden druk op den trekker het wapen blijft doorvuren (mitrailleurs). A. Lohmeijer.